Het kan een tijd duren voordat de juiste diagnose gesteld wordt. Dat komt doordat de klachten ook veel andere oorzaken kunnen hebben. Soms zijn de klachten in het begin ook niet zo duidelijk of niet zo ernstig. Daardoor is het Gitelman syndroom lastig te herkennen.
Vaak krijg je eerst bloed- en urineonderzoek. Bloedonderzoek laat zien dat er weinig kalium, magnesium en zure stoffen in het bloed zitten. Maar juist veel van het hormoon aldosteron. Dit hormoon zorgt ervoor dat er minder natrium in de voorurine terechtkomt. Zo probeert het lichaam het verlies van natrium tegen te gaan.
Urineonderzoek maakt duidelijk dat er veel kalium en magnesium in de urine zitten, maar juist weinig calcium.
Deze uitslagen zijn reden voor verder onderzoek. Voor de definitieve diagnose is genetisch onderzoek (ook wel: DNA-onderzoek) nodig. Hiervoor wordt wat bloed bij je afgenomen. In het laboratorium wordt bekeken of er een afwijking in het SLC12A3-gen of het CLCNKB-gen zit. Tegenwoordig wordt vaak gebruikt gemaakt van zogenaamde genpanels. Hier wordt niet alleen naar enkele genen gekeken, maar naar alle stukken erfelijk materiaal die soortgelijke ziekten kunnen veroorzaken.