Het veranderde gen is niet dominant, maar recessief. Je kunt pas ziek worden als de mutatie in allebei de versies van het gen zit. Je erft dan dus van beide ouders een veranderd gen
Ben jij zelf patiënt van een ziekte die autosomaal recessief is? Dan heb je 2 veranderde genen. Daarvan geef je er 1 door aan jouw kinderen. Je geeft dus dragerschap door aan jouw kinderen.
Cystenieren (ARPKD) en nefronoftise zijn voorbeelden van autosomaal recessief overervende nierziekten.
Jij en je partner zijn drager van dezelfde ziekte
De kans dat jouw partner drager is van dezelfde ziekte is klein. Het kan wel gebeuren. In dat geval:
- Er is 25% kans dat jouw kind twee veranderde genen erft. Jouw kind heeft dan aanleg voor de ziekte en kan de ziekte krijgen.
- Er is 50% kans dat jouw kind een gezond gen en een veranderd gen erft. Dan is jouw kind drager. Zelf wordt jouw kind niet ziek. Maar jouw kind kan de mutatie wel doorgeven aan zijn of haar eigen kinderen.
- Er is 25% kans dat jouw kind 2 gezonde genen erft. Dan kan jouw kind de ziekte niet krijgen en is ook geen drager.
Drager of aanleg?
Tussen drager zijn en aanleg hebben zit verschil. Een drager van een erfelijke ziekte kan zelf niet ziek worden. Iemand met aanleg voor een ziekte kan wél ziek worden.
Lees meer over autosomaal recessieve overerving op Erfelijkheid.nl >