Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Bartter syndroom

Laatste update, 3 juli 2025

Bij het syndroom van Bartter verliest het lichaam te veel zouten via de urine. Dit komt doordat de nierbuisjes niet goed werken.

In het kort

  • Bij het syndroom van Bartter verliest het lichaam te veel zouten via de urine.
  • Er zijn 5 typen van het Bartter syndroom.
  • Ieder type heeft een andere oorzaak, namelijk een andere afwijking in de genen.
  • Het lichaam krijgt een tekort aan verschillende belangrijke stoffen, zoals zouten en zuren.
  • De behandeling richt zich op het aanvullen van deze stoffen. 

Eerst maken de nierfilters voorurine aan. Het gaat om zo’n 200 liter voorurine per dag. De nierbuisjes (tubuli) halen daar water, zouten en andere nuttige stoffen uit. Die geven ze terug aan het lichaam. Zo blijven belangrijke stoffen behouden. Via de nierbuisjes kunnen er ook weer stoffen worden toegevoegd aan de voorurine.

Nierfilter
Nierfilter

Bij het syndroom van Bartter verliest het lichaam te veel zouten via de urine. Dit komt doordat de nierbuisjes niet goed werken.

Het syndroom van Bartter is zeldzaam. Naar schatting heeft 1 op de miljoen mensen het syndroom. Het komt bij mannen en bij vrouwen voor.

Verschillende typen van het Bartter syndroom

Er zijn 5 typen van het Bartter syndroom. Ieder type heeft een andere oorzaak, namelijk een andere afwijking in de genen. Per type verschillen ook de klachten en het verloop van de ziekte.

  • type 1 en 2: antenatale vorm
    Bij type 1 en 2 wordt soms al voor de geboorte aan het Bartter syndroom gedacht. (Antenataal betekent: voor de geboorte.) Dat komt doordat er meestal te veel vruchtwater is. Kinderen met de antenatale vorm worden vaak te vroeg geboren. De klachten beginnen direct na de geboorte. De baby plast en drinkt veel, en kan uitgedroogd raken. In de urine zit veel calcium. Daardoor kunnen al snel nierstenen ontstaan, of kalkafzetting in de nieren. Bij type 1 zit de oorzaak in een ander gen dan bij type 2.
     
  • type 3: klassieke vorm
    De klachten beginnen vaak op jonge leeftijd, meestal rond het tweede jaar. Het kind gaat dan meer plassen en heeft steeds dorst. Ook verstopping en overgeven komen veel voor. Soms is een tijd lang niet duidelijk wat er mis is. Later kan ook een achterstand in de groei te zien zijn. Andere klachten kunnen zijn: vermoeidheid, spierkrampen en weinig kracht in de spieren.

    Bij type 3 is er vaak magnesiumverlies via de urine. Samen met een laag magnesiumgehalte in het bloed (hypomagnesiemie). Deze klachten komen ook voor bij het Gitelman syndroom. Daarom worden deze ziektes vaak met elkaar verward.
     
  • type 4: vorm met doofheid
    Deze vorm lijkt op de antenatale vorm (type 1 en 2), maar er zijn ook problemen met het gehoor. Er is sprake van gehoorverlies.
     
  • type 5: voorbijgaande vorm
    Dit type Bartter syndroom is pas kortgeleden ontdekt. Type 5 ontstaat al voor de bevalling. Net als bij type 1, 2 en 4 is er te veel vruchtwater. Maar de ziekte verdwijnt in de eerste weken of maanden na de geboorte. Waarschijnlijk doordat de nierbuisjes zich dan verder ontwikkelen.

Oorzaak van het Bartter syndroom

Het Bartter syndroom is een erfelijke ziekte. Er gaat iets mis in een deel van het nierbuisje: de lis van Henle.

lis van Henle
lis van Henle

In de lis van Henle worden de zouten natrium en chloride uit de voorurine gehaald. Dit gebeurt met eiwitten. De eiwitten (transporteiwitten) brengen de zouten terug naar het bloed. Maar bij het syndroom van Bartter kunnen de transporteiwitten hun werk niet goed doen. In de lis van Henle ontstaat dan te veel zoutverlies. Dat komt door een afwijking in een gen. 

Bij elk type van het Bartter Syndroom zit de afwijking in een ander gen. Die genen zijn nodig voor de aanmaak van transporteiwitten in de lis van Henle.

afwijking in het gen per type

  • type 1, antenatale vorm: afwijking in het SLC12A1-gen

Dit gen is nodig voor de aanmaak van een bepaald eiwit in de lis van Henle, namelijk de natrium-kalium-chloride-cotransporter (NKCC2). Het eiwit zorgt ervoor dat de zouten natrium en chloride uit de voorurine worden opgenomen.

  • type 2, antenatale vorm: afwijking in het KCNJ1-gen

Dit gen is nodig voor de aanleg van het ROMK-kanaal. Dit is een kanaaltje in de cellen van de nierbuisjes. Het is betrokken bij het rondpompen van kalium in de cel. Dit is belangrijk voor het goed kunnen opnemen van natrium en chloride uit de voorurine. Door de afwijking in het gen werkt het kanaaltje niet goed of ontbreekt het helemaal.

  • type 3, klassieke vorm: afwijking in het CLCNKB-gen

Dit gen is nodig voor de aanleg van het Clc-Kb-kanaal. Via dit kanaaltje kan chloride vanuit de cellen van het nierbuisje in het bloed komen.

  • type 4, vorm met doofheid: afwijking in het BSND-gen of gecombineerde afwijkingen in het CLCNKB-gen én het CLCNKA-gen

Type 4a:
Het BSND-gen is nodig voor de aanleg van het Clc-Kb-kanaal en het Clc-Ka-kanaal. Via deze kanaaltjes kan chloride vanuit de cellen van het nierbuisje in het bloed komen. Deze kanaaltjes zitten niet alleen in de nierbuisjes, maar ook in het binnenoor. Vandaar dat er ook problemen met het gehoor kunnen ontstaan. Deze vorm heet type 4a.

Type 4b:
Hetzelfde probleem ontstaat als er fouten zitten in het CLCNKB-gen én het CLCNKA-gen. Dat is nodig voor de aanleg van het het Clc-Kb-kanaal en het Clc-Ka-kanaal. Dan is sprake van type 4 b.

  • type 5, voorbijgaande vorm: afwijking in het MAGED2-gen

Het MAGED2-gen is nodig voor de werking van het eiwit MAGE-D2. Dat eiwit is belangrijk voor de werking van de natrium-kalium-chloride-contransporter (NKCC2), en voor een andere natrium-chloride transporter verderop in het nierbuisje

Gevolgen van zoutverlies

Doordat de nierbuisjes niet goed werken bij het Bartter syndroom, verlies je veel zouten in de lis van Henle. In andere delen van het nierbuisje worden ook zouten uit de voorurine gehaald. Zij gaan dan harder werken. Zo gaat het lichaam het zoutverlies gedeeltelijk tegen. Hierdoor blijft het zoutverlies beperkt. Het lichaam houdt voldoende zout over om goed te kunnen werken. Wel kun je een lage bloeddruk hebben.

Je kunt wel andere problemen krijgen. Juist doordat andere delen van het nierbuisje harder gaan werken:

tekort aan kalium (hypokaliëmie)

Kalium krijg je binnen via je voeding. Het zorgt er onder meer voor dat de zenuwen signalen kunnen doorgeven, en dat de spieren zich kunnen samentrekken.

Bij het Bartter syndroom ontstaat een tekort aan kalium. Daardoor kun je onder meer last krijgen van vermoeidheid, misselijkheid, spierklachten en hartritmestoornissen.

tekort aan calcium (hypocalciëmie)

Calcium (kalk) krijg je binnen via je voeding. Je lichaam heeft het nodig voor sterke botten. Het is ook belangrijk voor een goede werking van de spieren, zenuwen en bloedstolling.

Bij het Bartter syndroom plas je te veel calcium uit. Dit kan zorgen voor:

  • nierstenen en verkalking van de nieren (nefrocalcinose)
  • blijvende schade aan de nieren ontstaan (op de lange duur).

In het bloed kan een tekort aan calcium ontstaan. Een laag calcium kan leiden tot tintelingen, spiertrekkingen en hartritmestoornissen.

Tekort aan calcium komt vooral voor bij type 1 en 2, omdat daarbij het calciumverlies via de urine het hoogst is. Bij type 5 gaat er ook veel calcium verloren via de urine. Maar deze vorm van het Bartter syndroom gaat binnen enkele weken tot maanden na de geboorte vanzelf over. Daarom komen nierstenen en nefrocalcinose niet voor.

tekort aan zuur in het bloed (metabole alkalose)

Je bloed heeft een bepaalde zuurgraad (ook wel: pH). Die wordt bepaald door stoffen in het bloed: zure en basische stoffen. Je nieren zorgen voor een goed evenwicht en een goede zuurgraad.

Bij het Bartter syndroom worden te veel zure stoffen uitgeplast. Het bloed is dan niet meer zuur genoeg. De pH-waarde gaat omhoog. Daardoor kunnen klachten als misselijkheid en overgeven ontstaan.

tekort aan magnesium (hypomagnesiëmie)

Magnesium krijg je binnen via je voeding. Je lichaam heeft het onder meer nodig voor de botten, spieren en energiehuishouding. Ook zorgt het ervoor dat de zenuwen signalen kunnen doorgeven.

Bij het Bartter syndroom kan een tekort aan magnesium ontstaan. Maar dit gebeurt maar bij weinig mensen met het Bartter syndroom. Door een magnesiumtekort kun je last krijgen van vermoeidheid, misselijkheid, tintelingen en spierkrampen. De klachten lijken erg op die van een kaliumtekort.

Bij de klassieke vorm (type 3) is vaker een laag magnesium in het bloed, doordat er via de urine veel magnesium verloren gaat. Soms is er een laag calciumgehalte in de urine. Het ziektebeeld lijkt dan heel erg op het Gitelman syndroom.

Symptomen van het Bartter syndroom

Bij het Bartter syndroom komen veel verschillende klachten voor. Het verschilt per persoon hoe ernstig de klachten zijn. Mogelijke klachten zijn:

  • veel plassen
  • dorst
  • trek in zout (ook wel: zouthonger)
  • vermoeidheid, slaperigheid
  • verstopping
  • misselijkheid en overgeven
  • duizeligheid en flauwvallen
  • concentratiestoornissen
  • spierkrampen, vooral in voeten en benen
  • minder kracht in de spieren
  • spierspasmen: onverwachts samentrekken van de spieren
  • een tintelend gevoel in de huid
  • lage bloeddruk, daardoor voel je je misschien vermoeid en duizelig (als je opstaat)

Soms ontstaan ernstige klachten. Bijvoorbeeld:

  • uitdroging, door vaak en veel plassen
  • groeiachterstand
  • hartritmestoornissen door tekort aan kalium en/of magnesium
  • chronische nierschade, vooral bij type 1 en 2, door verkalking van de nieren of door jarenlang tekort aan kalium
  • epileptische aanvallen, bij een ernstig tekort aan magnesium
  • verkalking van de gewrichten of zelfs ontsteking van de gewrichten (chondrocalcinosis), bij een tekort aan magnesium kan calcium (kalk) ophopen in de gewrichten

aanvullende klachten per type

Bij type 1, 2, 4 en 5 ontstaan direct na de geboorte klachten, zoals veel drinken en veel plassen. Soms ook overgeven, niet willen eten en verstopping.

Bij type 1 komen ook nierstenen en verkalkingen in de nieren (nefrocalcinose) voor.

Bij type 3 ontstaan pas later klachten. Vaak is dat al op jonge leeftijd, rond het 2e jaar. Maar de klachten zijn niet bij iedereen even erg. Daardoor duurt het soms jaren voordat duidelijk wordt wat er aan de hand is. Soms gebeurt dit als het kind op de basisschool zit. In die periode kan een groeiachterstand ontstaan. Maar bij sommige mensen wordt het syndroom pas ontdekt als ze al volwassen zijn.

Bij type 4 is het kindje vanaf de geboorte doof of slechthorend.

Type 5 is voorbijgaand, de ziekte verdwijnt enkele weken of maanden na de geboorte. Bij de andere vormen blijven de symptomen levenslang aanwezig. Wel kunnen de klachten gedurende het leven wisselen in ernst.

Erfelijke aandoening

Het Bartter Syndroom is een erfelijke aandoening. Dat betekent dat het kan overgaan van ouder op kind. Het verschilt per type hoe de ziekte kan overgaan van ouder op kind.

  • type 1 tot en met 4: autosomaal recessieve overerving
    je erft het Bartter syndroom van beide ouders. Zij zijn zelf niet ziek, alleen drager.
  • type 5: X-gebonden overerving
    de afwijking ligt op het X-chromosoom, waardoor deze vorm vooral bij jongetjes voorkomt. Zij erven namelijk 1 X-chromosoom van hun moeder.
  • spontane mutatie
    heel soms ontstaat een spontane mutatie (verandering) in de genen. De ziekte ontstaat dan vanzelf, aan het begin van de zwangerschap. Maar dit is zeldzaam.

Lees alles over deze vormen van overerving in het artikel 'Erfelijkheid en nierziekte'. 

Kinderwens en zwangerschap

Bespreek een kinderwens altijd met je arts. Je arts kan uitleggen hoe het precies zit met erfelijkheid. Hij kan jou ook doorverwijzen naar een klinisch geneticus. Dit is een arts met speciale kennis van erfelijkheid.

Gebruik je medicijnen vanwege het Bartter syndroom? Bepaalde medicijnen kun je beter niet gebruiken als je zwanger bent. Bespreek een eventuele kinderwens daarom met je arts voordat je zwanger bent. Doe dit liefst ruim van tevoren.

Onderzoek en diagnose

Bij type 1, 2, 4 en 5 is vaak al snel duidelijk dat er iets aan de hand is. Het pasgeboren kind is erg ziek. Toch duurt het soms een tijdje voordat de ziekte als Bartter syndroom herkend wordt.

Bij type 3 kan het soms jaren duren voordat een arts de juiste diagnose stelt. Dat komt vooral doordat de ziekte zo zeldzaam is. En omdat de meeste klachten ook een andere oorzaak kunnen hebben. Daardoor zal een arts niet snel aan het Bartter syndroom denken.

bloed- en urineonderzoek

De arts laat eerst het bloed en de urine onderzoeken.

  • Bloedonderzoek laat zien dat er weinig kalium en zuren (en soms ook magnesium) in het bloed zitten. Maar juist veel van het hormoon aldosteron (hyperaldosteronisme). Dit hormoon zorgt ervoor dat er minder natrium in de voorurine terechtkomt. Met dit hormoon probeert je lichaam het verlies van natrium tegen te gaan.
  • Urineonderzoek maakt duidelijk dat er veel calcium, kalium en magnesium in de urine zitten.

DNA-onderzoek

Voor de diagnose is genetisch onderzoek (ook wel: DNA-onderzoek) nodig. Hiervoor wordt wat bloed afgenomen. In het laboratorium wordt bekeken of er een afwijking in de genen zit.

furosemide-test

Heel soms volgt nog een furosemide-test. Dit gebeurt alleen bij volwassenen bij wie de diagnose onzeker is.

Bij deze test krijg je een plastablet die furosemide heet. Door deze plastablet ga je meer plassen. Bij mensen zonder het Bartter syndroom komt er dan ook meer natrium en chloride in de urine terecht. Bij mensen met het Bartter syndroom kan natrium en chloride niet goed uit de voorurine gehaald worden. Daardoor verandert de samenstelling van de urine bijna niet na het innemen van de plastablet. De test geeft zo meer duidelijkheid over de werking van de nierbuisjes.

Behandeling van het Bartter syndroom

Bij het Bartter syndroom heeft je lichaam een tekort aan verschillende belangrijke stoffen, zoals zouten en zuren. De behandeling richt zich op het aanvullen van deze stoffen. Daardoor verdwijnen of verminderen de klachten.

  • zouten aanvullen
    bij het Bartter syndroom mag je zoveel zout eten als je wilt. Bij de meeste nierziekten is het advies om weinig zout te eten, maar dit geldt dus niet bij het Bartter syndroom. Belangrijk is wel om géén zoute drop te eten. In alle dropsoorten zit een stof die het kaliumgehalte in je bloed kan verlagen. Het gaat om glycyrrhinezuur. Dit zit ook in producten waarin zoethout is verwerkt, zoals zoethoutthee.
     
  • kalium aanvullen
    kalium kun je zelf bij eten. Het zit vel in groente, fruit, aardappelen en peulvruchten. Daarnaast krijg je een drankje of tabletten met kalium. Zo nodig krijg je nog een medicijn dat ervoor zorgt dat je minder kalium uitplast. Meestal gaat het dan om een plastablet, bijvoorbeeld amiloride, eplerenon, spironolacton of triamtereen.
     
  • magnesium aanvullen
    magnesium zit onder meer in volkoren producten, groente, noten, melkproducten en vlees. Door hier meer van te eten, kun je meer magnesium binnen krijgen. Ook krijg je een drankje of tabletten met magnesium. Soms kun je hiervan vervelende bijwerkingen krijgen, zoals darmklachten en diarree. Jouw arts kijkt dan samen met jou of je een andere vorm van magnesium wel verdraagt.

De behandeling is heel persoonlijk. Samen met je arts onderzoek je hoeveel extra zout, kalium en magnesium jij nodig hebt om je beter te voelen. De zure stoffen hoeven meestal niet te worden aangevuld. Het lukt niet bij iedereen om de klachten helemaal te laten verdwijnen.

behandeling met medicijnen (NSAID's)

Soms schrijft de arts medicijnen voor. Dit gebeurt vooral bij kinderen. Het gaat om ontstekingsremmende pijnstillers, ook wel: NSAID’s (Non Steroid Anti Inflammatory Drugs). Voorbeelden hiervan zijn indometacine, ibuprofen en celecoxib. Deze middelen kunnen de klachten verminderen. De groeiachterstand lijkt af te nemen.

Maar NSAID’s kunnen ook nierschade veroorzaken. Vandaar dat de arts ze meestal niet meer voorschrijft aan (jong)volwassenen. Het lijkt erop dat de medicijnen ook minder goed werken bij volwassenen dan bij kinderen.

behandeling van chronische nierschade

Bij sommige mensen met het syndroom van Bartter ontstaat chronische nierschade. De werking van de nieren gaat dan langzaam achteruit. Dit is niet te stoppen, maar wel te vertragen. Een gezonde leefstijl helpt daarbij. Daarnaast schrijft de arts medicijnen voor. Behandelingen als dialyse en niertransplantatie zijn zelden nodig.

behandeling van doofheid en slechthorendheid

Bij type 4 van het syndroom komt ook slechthorendheid voor. Hiervoor krijg je begeleiding van een kno-arts (keel-neus-oor-arts). Meestal is een hoortoestel nodig. Bij ernstig gehoorverlies kan een chirurg het hoortoestel direct aansluiten op de gehoorzenuw.

Lees meer over sensorineurale doofheid op Erfelijkheid.nl >

Expertisecentrum voor Bartter syndroom

Goede controle en medische begeleiding zijn belangrijk bij deze zeldzame ziekte. Daarom overlegt de je arts vaak met een expertisecentrum. Dat is een ziekenhuis dat zich heeft gespecialiseerd in de behandeling van het Bartter syndroom.

Het expertisecentrum voor het Bartter syndroom is een samenwerkingsverband van 2 universitaire ziekenhuizen: Radboudumc in Nijmegen en Erasmus MC in Rotterdam.

Wat kun je zelf doen?

Bij het eten en drinken kun je rekening houden met de volgende zaken.

  • Drink voldoende. Je verliest veel vocht, het is belangrijk dat je dit steeds aanvult.
  • Eet voedingsmiddelen met veel kalium en magnesium. Bijvoorbeeld groente en noten. Zo kun je de tekorten deels aanvullen. Weet je niet goed welke voedingsmiddelen geschikt zijn? Vraag dan of je arts jou wil doorverwijzen naar een diëtist.
  • Het algemene advies voor Nederlanders is om niet meer dan 6 gram zout per dag te gebruiken. Dit advies geldt niet voor jou. Jij verliest veel zout en mag daarom extra zout gebruiken. Gebruik zo veel zout als je wenst.
  • Bepaalde voedingsmiddelen kun je beter niet gebruiken. Je verliest er juist kalium en/of magnesium door. Dit geldt onder meer voor voedingsproducten met glycyrrhizine (zoethoutwortelextract), zoals drop, zoethoutthee en sterrenmix-thee. Gebruik ook geen grote hoeveelheden alcohol en frisdrank. Daardoor verlies je ook kalium en magnesium.

Bekijk ook de recepten op onze website. Bij ieder recept staat ermeld hoeveel kalium er in een portie zit.

buikgriep

De klachten van het Bartter syndroom kunnen plotseling verergeren als je ziek wordt. Vooral als je niet voldoende vocht of medicijnen kunt innemen. Bijvoorbeeld bij buikgriep, als je moet overgeven of diarree hebt. Je verliest dan in korte tijd veel vocht, kalium en magnesium.

Bij diarree en/of braken is het verstandig als je meer vocht en zout inneemt. Hiervoor kun je ook ORS (oral rehydration solution) gebruiken. Dit is te koop bij drogist en apotheek. Heb je langer dan 24 uur niet kunnen eten of drinken? Neem dan contact op met je huisarts of nefroloog. Het is verstandig om dit ook te doen als je klachten toenemen. Bijvoorbeeld als je last krijgt van spierkrampen, tintelingen of hartkloppingen.

In zo’n situatie is misschien extra bloedonderzoek nodig. Dat wordt onderzocht op een tekort aan vocht, kalium en magnesium. Het kan zijn dat je naar het ziekenhuis moet. Je krijgt dan vocht, kalium en magnesium via een infuus. Nadat je ziek bent geweest, kan het ook een tijdje duren voordat je weer hersteld bent. Soms is het dan nodig om tijdelijk meer kalium en magnesium te gebruiken.

medicijnen

Moet je medicijnen gebruiken voor een andere ziekte? Vraag altijd bij je arts of apotheker na of je deze veilig kunt gebruiken. Door sommige medicijnen verlies je juist veel kalium en magnesium. Dit geldt onder meer voor laxeermiddelen (laxantia) en bepaalde plasmiddelen (diuretica).

narcose en operatie

Moet je een operatie ondergaan? Bij het Bartter syndroom is er extra risico op problemen (complicaties). De narcosemiddelen werken sterker door het tekort aan kalium (en eventueel ook aan magnesium). Daardoor kunnen er bijvoorbeeld eerder hartritmestoornissen ontstaan.

De chirurg en de anesthesist (verdovingsarts) overleggen voor de operatie eerst met je nefroloog. Zo krijgen zij een beter beeld van hoe zij jou veilig kunnen behandelen. Van tevoren wordt vaak een hartfilmpje gemaakt. Ook wordt gemeten hoeveel kalium en magnesium er in je bloed zit.

zwangerschap

Heb je als vrouw met het Bartter syndroom een kinderwens? Praat erover met je nefroloog voordat je zwanger raakt. Je krijgt extra begeleiding tijdens de zwangerschap en bij de bevalling.

Tijdens de zwangerschap heeft jouw lichaam meer behoefte aan kalium en magnesium. Daarom zijn aanpassingen in je medicatie nodig. Dit is ook nodig, omdat je sommige medicijnen niet mag gebruiken tijdens de zwangerschap. Bespreek je kinderwens daarom ruim van tevoren met je nefroloog.

Gevolgen van het Bartter syndroom

Door het syndroom van Bartter kan een kind al op jonge leeftijd erg ziek worden. Dat is moeilijk voor het kind zelf, maar ook voor de ouders. De vooruitzichten verschillen per persoon. Die hangen samen met het type Bartter syndroom.

Bij het antenatale syndroom (type 1 en 2) zijn de gevolgen ernstiger dan bij het klassieke syndroom. Dit komt onder meer doordat het calciumverlies ernstiger is. Er treedt vaker kalkafzetting (nefrocalcinose) in de nieren op. Daardoor is er meer kans op schade aan de nieren. In de loop van het leven kan de werking van de nieren steeds verder achteruitgaan.

Bij het klassieke syndroom verschilt het per persoon welke klachten er zijn en hoe ernstig die zijn. In ieder geval blijf je heel je leven onder behandeling bij een nefroloog. Samen zoeken jullie naar de beste behandeling. De arts probeert ervoor te zorgen dat je zo min mogelijk last van klachten hebt. Dat lukt niet bij iedereen even goed.

De klachten zijn niet altijd even erg. Er zijn perioden dat je minder last hebt, en perioden waarin de klachten weer toenemen. In die perioden kun je met de arts overleggen en kan de behandeling aangepast worden.

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Tom Nijenhuis, nefroloog

Waarom werken we samen met deskundigen?