Vaak lukt het om een niersteen zelf uit te plassen. Het kan wel een paar dagen duren voor het zover is. In de tussentijd kun je pijnstillers gebruiken. Die helpen tegen de pijn en ontspannen de spieren. Zo worden de urinewegen ruimer en plas je de niersteen makkelijker uit. Je krijgt de pijnstillers van je huisarts.
De huisarts schrijft sterke pijnstillers voor. Meestal gaat het om ontstekingsremmende pijnstillers, zoals diclofenac of naproxen. Deze pijnstillers heten ook wel NSAID's. Deze zijn minder geschikt als je nierpatiënt bent. Ze kunnen de nieren dan nog verder beschadigen. Overleg met de huisarts welke pijnstillers je wel veilig kunt gebruiken.
Lukt het niet om de steen uit te plassen? Werken pijnstillers niet en blijf je last houden van de steen? Dan verwijst de huisarts je naar het ziekenhuis.
Je komt bij de uroloog. Deze arts is gespecialiseerd in de urinewegen. De uroloog onderzoekt hoe groot de steen is en waar deze precies zit. Dat gebeurt met een echo, een röntgenfoto of een CT-scan. Met deze scan kan de arts soms ook bepalen welk soort steen je hebt en hoe deze behandeld moet worden.
Meestal krijg je ook een urineonderzoek. Er wordt dan gekeken of er bloedcellen of bacteriën in de urine zitten.