Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Niertransplantatie: de operatie, herstel en nazorg

Laatste update, 26 juni 2025

Bij een niertransplantatie wordt de donornier onderin je buik geplaatst. De operatie duurt ongeveer 2 tot 3 uur. Het kan even duren voor de donornier werkt.

In het kort

  • De nieuwe nier wordt onder in de buik aan de zijkant geplaatst.
  • De operatie duurt 2 tot 3 uur.
  • Het kan even duren voor de nier gaat werken. Vooral bij een nier van een overleden donor.
  • De operatie heeft technisch weinig risico's. Je hebt na de transplantatie wel kans op afstoting, een nabloeding of infecties.

Voor de transplantatie word je opgenomen in het academisch ziekenhuis. Je krijgt voorlichting en verschillende onderzoeken. Krijg je een nier van een overleden donor? Dan wordt eerst een kruisproef gedaan.

Kruisproef vlak voor de transplantatie

Bij een nier van een overleden donor moet ook de kruisproef gedaan worden. De proef controleert hoe groot het risico op afstoting is. Als het risico te groot is, kan de operatie niet doorgaan. Als je een nier van een levende donor krijgt, is de kruisproef al op een eerder moment gedaan.

Hoe gaat de operatie?

  • De chirurg plaatst de nieuwe nier onder in jouw buik, aan de zijkant. Hij sluit de nier aan op bloedvaten en de blaas.
  • De operatie duurt 2 tot 3 uur.
  • Je eigen nieren blijven zitten. Maar soms zijn je eigen nieren al verwijderd voor de transplantatie.

Locatie donornier
Locatie donornier

De nieuwe nier komt op een andere plek dan waar de nieren gewoonlijk zitten. De chirurg plaatst hem onder in je buik. Dat heeft een aantal voordelen:

  • Deze plaats is makkelijk te bereiken.
  • De chirurg plaatst de nier net buiten de buikholte. Dat betekent dat de chirurg het buikvlies niet hoeft te openen. Daardoor is de operatie minder zwaar voor jou.
  • De nier ligt dichter bij de blaas en een aantal belangrijke bloedvaten. Op deze plek is de nier makkelijker aan te sluiten.

bij een 2e niertransplantatie

Bij een 2e transplantatie kan de 1e donornier meestal blijven zitten. De chirurg plaatst de nieuwe nier aan de andere kant van jouw buik. Soms is dat technisch niet mogelijk. Dan gaat de oude transplantaatnier eruit. Pas later volgt de nieuwe transplantatie. In de tussentijd moet je dialyseren.

shunt of katheter

Heb je een shunt (bij hemodialyse) of een katheter (bij peritoneale dialyse)? De chirurg laat een shunt meestal gewoon zitten. Een katheter wordt vaak tijdens de transplantatie verwijderd. In ieder geval bij een transplantatie met een nier van een levende donor. Bij postmortale transplantatie blijft de katheter vaak nog wel zitten. Het is mogelijk dat de donornier na de transplantatie niet direct werkt. Dan ga je nog een tijdje verder met dialyse.

Afwachten of de donornier werkt

Na de operatie is het afwachten of de nieuwe nier gaat werken. Dit is een spannende tijd. Het kan soms een paar dagen of zelfs een paar weken duren. De nier moet dan nog op gang komen. In de tussentijd kun je dialyseren. Een langzame start zegt meestal niets over de uiteindelijke werking van de nier.

Een nier van een levende donornier werkt meestal meteen. Dat komt omdat de nier maar heel kort buiten het lichaam is geweest. Bij een nier van een overleden donor is vaker een wachttijd. Uiteindelijk gaan bijna alle donornieren werken.

De nier werkt als deze urine aanmaakt. Als je zelf kunt plassen is dat een goed teken. Maar er moeten ook voldoende afvalstoffen in de urine zitten. En in het bloed moeten de afvalstoffen dalen. Dan filtert de nier en werkt hij pas echt.

Je krijgt ook een echo en scan. Bij twijfel is een nierbiopsie nodig. Zo kan de arts zien wat er precies aan de hand is.

Weer naar huis

De meeste mensen knappen snel weer op na de transplantatie. Je mag naar huis als de nier goed werkt. Van het ziekenhuis krijg je informatie mee over waar je allemaal op moet letten.

contact opnement als je ziek bent

Jouw nefroloog legt uit wanneer je contact op moet nemen. In de eerste periode is dat wanneer je je ziek voelt of koorts hebt. Dat kan namelijk een reactie op de transplantatie zijn. Het is dan belangrijk dat jij je direct bij het transplantatiecentrum meldt.

Na een tijdje is je medische situatie weer stabiel. In het 1e jaar ben je nog wel onder controle bij het transplantatiecentrum. Bij gezondheidsklachten kun je bellen met het transplantatiecentrum. Daarna kun je met gezondheidsklachten weer gewoon naar uw huisarts of specialist.

controles na niertransplantatie

Na ontslag uit het ziekenhuis blijf je onder controle op de polikliniek van het transplantatiecentrum. In de eerste 4 tot 6 weken kom je 1 tot 2 keer per week. Als alles goed gaat, hoef je steeds minder vaak te komen.

Na ongeveer een jaar ga je naar je eigen nefroloog voor de controles. Soms wisselen controles in je eigen ziekenhuis en in het transplantatiecentrum elkaar af.

Tijdens een controle wordt bloed- en urineonderzoek gedaan. Dit is ook het moment om vragen en twijfels te bespreken met je arts. Laat de arts ook weten als er veranderingen zijn in je situatie. Of als je bijwerkingen hebt van de medicijnen.

leefregels

Van het ziekenhuis krijg je een overzicht van leefregels mee. Het is belangrijk dat je je medicijnen iedere dag inneemt en probeert infecties te voorkomen. Zo zorg je er zelf voor dat er geen problemen ontstaan.

Tegenvallers na transplantatie

Na de transplantatie heb je weer voldoende nierfunctie. Waarschijnlijk voel je je veel beter. Maar het is ook mogelijk dat het resultaat tegenvalt. Veel mensen hebben vooraf hoge verwachtingen over de kwaliteit van leven na de transplantatie. Maar de meeste mensen worden niet meer zo fit als voor de nierproblemen. Een niertransplantatie zorgt ook voor onzekerheid. Van tevoren is niet bekend hoe lang de nier mee zal gaan. 

Je moet ook je leven lang medicijnen tegen afstoting gebruiken. Die voorkomen dat het lichaam de nieuwe nier afstoot. Ook gebruik je waarschijnlijk nog andere medicijnen. De bijwerkingen van deze medicijnen kunnen ook tegenvallen.

Praten over zorgen en verwachtingen

Praat over je zorgen en verwachtingen met de medisch maatschappelijk werker in het transplantatiecentrum. Die kan de tijd nemen voor dit soort gesprekken.

Verder kan het prettig zijn om contact te hebben met mensen die ook getransplanteerd zijn. Zij begrijpen wat jij doormaakt, en kunnen jou vertellen hoe zij met de situatie omgaan.

Risico's van een niertransplantatie

Technisch gezien is een niertransplantatie niet zo ingewikkeld. Toch zijn aan de operatie risico’s verbonden. Hoe groot die zijn, hangt af van je eigen conditie en de conditie van de donornier. Jouw nefroloog bespreekt dit onderwerp van tevoren met jou.

Een niertransplantatie kan wel problemen en complicaties geven op lange termijn.

afstoting

Door een afstoting van de donornier kun je je plotseling erg ziek voelen. Maar het is ook mogelijk dat je er niet veel van merkt. Daarom heb je in het begin veel controles. De kans op acute afstoting is namelijk het grootst in de eerste 6 maanden na de operatie. Bij een afstotingsreactie slik je tijdelijk een hogere dosis medicijnen of andere, sterkere medicijnen.

nabloeding

Een nabloeding betekent dat de operatiewond opnieuw begint te bloeden. Dat kan de snee in je buik zijn, maar ook aan de binnenkant van je lichaam kan een bloeding ontstaan. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat bloedvaten niet goed aan elkaar vastgemaakt zijn. De naad gaat dan lekken. Bij een interne bloeding krijgt je poep een zwarte kleur.

Bij een grote bloeding is een nieuwe operatie nodig. Een kleine bloeding stopt vanzelf.

lekkage van urine

Er gaat urine lekken als de urineleider losraakt van de blaas. Dit kan gebeuren door een infectie of een afstotingsreactie. Mogelijk heb je veel pijn. In deze situatie is een nieuwe operatie nodig.

vernauwing van urineleider

Door littekenweefsel kan de urineleider vernauwd raken. Je kunt dan niet meer goed plassen. Urine hoopt zich op. De nieuwe nier kan daardoor beschadigd raken. Dit probleem kan ook lang na de transplantatie ontstaan. Een nieuwe operatie is dan noodzakelijk.

geen urine

Tijdens de eerste dagen of weken na de transplantatie maakt de nieuwe nier misschien nog geen urine. De nier moet dan nog op gang komen. Vooral bij postmortale donornieren komt dit regelmatig voor. Bijna altijd gaat de nier uiteindelijk goed werken. In de tussenliggende periode krijg je dialyse.

blaaskrampen

Mensen die dialyseren plassen meestal niet meer. Soms heeft het lichaam jarenlang geen urine meer aangemaakt. De blaas is dan gekrompen. Na de transplantatie moet de blaas er weer aan wennen gevuld te zijn met urine. In het begin kunnen blaaskrampen ontstaan. Ook de urinekatheter kan blaaskrampen veroorzaken.

Tegen blaaskrampen bestaan medicijnen. Na verloop van tijd verdwijnen de krampen.

infecties

Na de operatie ga je medicijnen tegen afstoting gebruiken. Deze medicijnen onderdrukken het afweersysteem. Door deze medicijnen en door de operatie zelf, ben je gevoeliger voor infecties. Houd daar rekening mee. Koorts kan een teken zijn dat je een infectie hebt. Het is belangrijk dat je snel contact opneemt met het transplantatiecentrum.

Gevolgen van transplantatie voor dagelijks leven

Na een geslaagde transplantatie heb je tijd nodig om je leven opnieuw in te richten. De meeste mensen kunnen na de transplantatie weer een vrijwel normaal leven leiden. Je kunt misschien weer werken, sporten of studeren. Voor sommigen gelden beperkingen.

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Gerben van den Bosch, medisch maatschappelijk werker

Leonie Mol, dialyseverpleegkundige

Waarom werken we samen met deskundigen?