Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Wetenschappelijk onderzoek rondom niertransplantatie

Laatste update, 1 juli 2025

Niertransplantatie is op dit moment de beste behandeling voor mensen met nierfalen. Maar soms stoot het lichaam de nier af. Ook kan de kwaliteit van de donornier onvoldoende zijn. Wetenschappers zoeken naar oplossingen.

In het kort

  • Er lopen verschillende onderzoeken om de kwaliteit van nierzorg te verbeteren. 
  • Niertransplantatie is op dit moment nog steeds de beste behandeling bij nierfalen.

Wetenschappers proberen de techniek van niertransplantatie en de zorg eromheen te verbeteren. Ze werken onder meer aan: 

  • een manier om patiënten te ondersteunen bij zelfmanagement 
  • de kans op afstoting verminderen 
  • betere matching tussen donor en patiënt 
  • de kwaliteit van donornieren verbeteren 

Zelfmanagement na transplantatie

Na een transplantatie kan het moeilijk zijn om adviezen rondom leefstijl op te volgen. Sommige patiënten vergeten bijvoorbeeld hun medicijnen te nemen. Ook moeten patiënten wennen aan de sociale en emotionele gevolgen.

In het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam liep een onderzoek naar zelfmanagement na transplantatie. Onderzoekers ontwikkelden een middel waarmee verpleegkundigen de zelfstandigheid van patiënten kunnen vergroten. Dat kan bijvoorbeeld een training zijn of extra gesprekken met de verpleegkundige. 

Het onderzoek had positieve resultaten. Patiënten namen bijvoorbeeld beter hun medicijnen in. Het ging in dit onderzoek nog om een kleine groep patiënten. De onderzoekers gaan de methode nu op grotere schaal testen in drie ziekenhuizen in Nederland en België. Verpleegkundigen zullen daar de methode gebruiken om de patiënt beter te ondersteunen bij veranderingen in leefstijl.

Kans op afstoting verminderen

Na een niertransplantatie kan het afweersysteem van de patiënt de donornier afstoten. Daarom krijgen patiënten medicijnen om hun afweersysteem te onderdrukken. Maar dat zorgt weer voor een verhoogde kans op infecties en kanker. Het is dus belangrijk om de kans op infecties en kanker zo klein mogelijk te maken en er tegelijkertijd voor te zorgen dat het lichaam de nier niet afstoot.  

Wetenschappers willen de kans op afstoting zo klein mogelijk maken. Er lopen verschillende onderzoeken, bijvoorbeeld naar: 

  • de ontwikkeling van een medicijn om het BK-virus aan te pakken 
  • andere virussen die een gevaar vormen voor de donornier
  • het vinden van een methode om de dosis medicijnen op de patiënt af te stemmen  

Medicijn tegen het BK-virus 

Een infectie met het BK-virus is gevaarlijk voor transplantatiepatiënten. Bijna iedereen draagt dit virus bij zich. Normaal worden mensen daar niet ziek van. Maar als de afweer wordt onderdrukt, kan het virus actief worden. Het virus vormt dan een gevaar voor de donornier.

Tot nu toe was er geen medicijn dat het BK-virus aanpakte. Maar in het Leids Medisch Centrum (LUMC) is een middel ontwikkeld tegen het BK-virus. De komende jaren werkt een team van onderzoekers verder aan dit middel zodat het uiteindelijk aan transplantatiepatiënten kan worden voorgeschreven.

Bekijk de video over het onderzoek naar het BK-virus.

Onbekende virussen zoeken

Na een transplantatie letten artsen vooral op of een patiënt last krijgt van het BK-virus. Maar onderzoekers van de Amsterdamse Universitaire Medische Centra denken dat er nog andere virussen zijn die de donornier kunnen beschadigen. Ze onderzoeken met nieuwe technieken of er inderdaad andere virussen actief kunnen zijn. Als dat zo is, heeft dat gevolgen voor de behandeling. Een patiënt met een actief virus krijgt dan tijdelijk minder medicijnen die de afweer onderdrukken. Het afweersysteem kan dan het virus opruimen.

Medicijnen aanpassen aan patiënt 

Patiënten verschillen van elkaar, maar na de transplantatie krijgen ze meestal dezelfde medicijnen in dezelfde dosis. Terwijl het afweersysteem bij iedereen anders werkt. Iemand met een zwakker afweersysteem krijgt bijvoorbeeld vaker infecties. Iemand met een sterk reagerend afweersysteem krijgt juist eerder te maken met afstoting van de nier.  

Aan het Radboud Universitair Medisch Centrum in Nijmegen werkten onderzoekers aan een methode om de sterkte van het afweersysteem te meten. De methode kan afweersystemen in verschillende profielen indelen. Maar het onderzoek liet ook zien dat er grote verschillen zijn tussen individuele patiënten.

Het uiteindelijke doel is om afweerprofielen te gebruiken om patiënten precies de goede hoeveelheid medicijnen te geven. Die hoeveelheid is dan afgestemd op het afweersysteem van de patiënt.

Betere matching

Een donornier gaat gemiddeld 10 tot 20 jaar mee. Daardoor kan een nierpatiënt in zijn leven meerdere transplantaties nodig hebben. Dit heeft invloed op de kwaliteit van leven van de patiënt. Bovendien wordt de wachtlijst voor een nieuwe nier daardoor langer. Er lopen verschillende onderzoeken op dit gebied:

  • naar de belangrijkste factoren voor een succesvolle niertransplantatie
  • naar patiënten met zeer hoog risico op afstoting

Een succesvolle transplantatie beter voorspellen

Al lange tijd werken onderzoekers van verschillende onderzoekscentra samen in het project PROCARE. Ze ontwikkelen een methode die nauwkeuriger kan voorspellen of een donornier goed past bij een patiënt. Hoe meer het weefsel van de nierdonor lijkt op het weefsel van de nierpatiënt, hoe kleiner de kans op afstoting.

Voor dit onderzoek worden gegevens geanalyseerd van alle niertransplantaties die in Nederland gedaan zijn tussen 1995 en 2005. Alle transplantatiecentra in Nederland werken mee aan dit onderzoek.

Met deze gegevens ontdekten de onderzoekers welke factoren belangrijk zijn voor een succesvolle niertransplantatie en welke factoren minder belangrijk zijn. 

De studie PROCARE was succesvol en krijgt daarom een vervolg. In het vervolg worden gegevens onderzocht van niertransplantaties die in Nederland zijn gedaan tussen 2006 en 2016. Het doel daarvan is om de resultaten uit het eerste onderzoek te controleren bij een nieuwere groep patiënten. Ook worden patiënten met een hoog risico op afstoting twee jaar lang gevolgd. Artsen kunnen dan eerder ingrijpen als het mis gaat.

Bekijk de video over het onderzoek naar betere matching.

Patiënten met een zeer hoog risico op afstoting

Bij sommige patiënten is de kans op afstoting erg groot, waardoor zij weinig kans hebben op een donornier. Zij hebben afweer gevormd in de vorm van antistoffen. Dat kan komen door een eerdere transplantatie, een bloedtransfusie of een zwangerschap. Antistoffen zullen de donornier aanvallen, waardoor het lichaam de nier kan afstoten.

Aan het LUMC lopen twee onderzoeken rondom deze groep patiënten.

  • Het eerste onderzoek kijkt naar de effecten van een bepaalde therapie voor deze groep patiënten. Het doel is om beter te kunnen voorspellen welke patiënten met grote kans op afstoting baat hebben bij deze therapie. Daarmee hebben zij meer kans op een donornier.
  • Het tweede onderzoek probeert een nieuwe therapie te ontwikkelen voor deze groep patiënten. Met nieuwe technieken willen de onderzoekers cellen maken die heel gericht bepaalde gevaarlijke cellen aanvallen en de rest van het afweersysteem heel laten. 

Betere kwaliteit van donornieren

Soms keuren artsen een donornier af. De kwaliteit van de nier is dan te slecht om de patiënt te helpen. In een aantal universitaire medische centra (LUMC, UMCG, ErasmusMC) loopt een onderzoek om de kwaliteit van donornieren te verbeteren.  

Als een donornier uit het lichaam is gehaald, wordt de nier aangesloten op een pomp. Die spoelt de nier door met verdunde rode bloedcellen. Op dit moment gebeurt dat bij een lage temperatuur. Maar in het onderzoek gebeurt dit op lichaamstemperatuur. Ook voegt de pomp in het onderzoek zuurstof en voedingsstoffen toe. Deze methode wordt nog niet gebruikt bij transplantatiepatiënten. 

In de toekomst is het misschien mogelijk dat de pomp ook stamcellen aan de donornier toevoegt. Die stimuleren het herstellend vermogen van de donornier.  

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Jan van Busschbach, medisch psycholoog, hoogleraar Medische Psychologie

Friedo Dekker, epidemioloog, hoogleraar Klinische epidemiologie

Marlies Reinders, internist-nefroloog, hoogleraar Interne geneeskunde

NVN Patiënt-beoordelaars,

Waarom werken we samen met deskundigen?