Selecteer de tekst die je wilt vertalen en kies 'Vertalen'. Kies vervolgens de gewenste taal. Je kunt de vertaalde tekst beluisteren of lezen.

Is niertransplantatie bij mij mogelijk?

Laatste update, 26 juni 2025

Je arts onderzoekt of niertransplantatie een geschikte behandeling voor jou is. En of de donornier bij jou past.

In het kort

  • Een niertransplantatie kan alleen als je redelijk gezond bent.
  • Het maakt niet uit hoe oud je bent.
  • De donor en jij moeten een goede match zijn. Er wordt gekeken naar bloedgroep, weefsel en een kruisproef.
  • Als jullie geen match zijn, zijn er soms andere mogelijkheden.
  • Als je ook diabetes type 1 hebt, kom je misschien in aanmerking voor een nier-pancreastransplantatie.

Je arts onderzoekt of niertransplantatie een geschikte behandeling voor jou is. Het is belangrijk dat je gezond genoeg bent en de transplantatie moet ook technisch mogelijk zijn. Je krijgt daarvoor een vooronderzoek (screening).

Verder wordt onderzocht of de donornier goed bij jou past. Dat gebeurt met bloedonderzoek, weefseltypering (HLA-typering) en een kruisproef.

Hoe oud moet je zijn voor een niertransplantatie?

Voor een niertransplantatie maakt het niet uit hoe oud je bent. In Nederland geldt geen maximum leeftijd voor transplantatie. Maar de arts kijkt wel naar je leeftijd. Als je een hoge leeftijd hebt, is het de vraag of je in je laatste jaren nog zo’n ingrijpende behandeling wilt ondergaan.

Screening voor transplantatie

Je nefroloog onderzoekt of je gezond genoeg bent voor een niertransplantatie. De nefroloog doet lichamelijk onderzoek en bekijkt je medische voorgeschiedenis. Dit heet ook wel vooronderzoek of screening.

Na het onderzoek beoordeelt de nefroloog of de risico’s van transplantatie aanvaardbaar zijn. De risico’s weegt hij of zij af tegen de risico’s van dialyse. Bij oudere patiënten kan dit een moeilijke afweging zijn, zeker als iemand ook nog een andere ziekte heeft. De kans op complicaties (nieuwe problemen) is dan groot.

Bij de screening kijkt de nefroloog naar:

oorzaak van de nierschade

Je nefroloog kijkt eerst naar de oorzaak van de nierschade. Sommige nierziekten komen weer terug in de donornier. Dat betekent dat transplantatie niet mogelijk is. Of dat er speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn.

levensverwachting

Er geldt geen maximum leeftijd voor transplantatie. Maar de arts kijkt wel naar jouw levensverwachting. De vraag is dan of je in je laatste jaren nog zo’n ingrijpende behandeling wilt ondergaan.

hart- en vaatziekten

Je nefroloog onderzoekt of je hart en vaten sterk genoeg zijn voor de operatie. Hiervoor laat de nefroloog onder meer een röntgenfoto van jouw hart maken. Als er afwijkingen zijn, is dat op de foto zien.

Is er iets niet in orde? Of heb je in het verleden bijvoorbeeld een hartinfarct of beroerte gehad? Dan is een transplantatie misschien te zwaar voor jou. De nefroloog stuurt je dan voor aanvullend onderzoek naar de cardioloog (hartspecialist) of vaatspecialist.

kanker

Een transplantatie is niet mogelijk als je kanker hebt. Dat heeft te maken met de medicijnen tegen afstoting die je na de operatie moet gaan gebruiken. Die medicijnen onderdrukken het afweersysteem. Daardoor kan de kanker heftiger verlopen.

Ben je genezen van kanker? Dan geldt een wachttijd. Die verschilt per soort kanker. Bij de meeste soorten is transplantatie pas na 2 jaar mogelijk. De nefroloog houdt ook rekening met het risico dat de kanker terugkomt.

Veel oudere mannen krijgen prostaatkanker. Daarom laat de arts bij mannen boven de 50 het PSA (prostaat specifiek antigeen) meten. PSA is een eiwit dat in het bloed voorkomt. Daarom wordt voor het onderzoek wat bloed afgenomen. Een verhoogd PSA kan een symptoom van prostaatkanker zijn. Maar de verhoging kan ook allerlei andere oorzaken hebben. Eerst is verder onderzoek nodig. Pas daarna kan de arts beslissen over transplantatie.

infecties

Je nefroloog controleert of jij bepaalde virusinfecties hebt (gehad). Dit is te zien in je bloed. Na de transplantatie ben je erg vatbaar voor infecties. Dat is een gevolg van de medicijnen tegen afstoting. Je kunt dan erg ziek worden van een infectie. Ook kunnen bepaalde virussen de nieuwe nier beschadigen.

De nefroloog bepaalt welke voorzorgsmaatregelen nodig zijn. Heb je bijvoorbeeld geen waterpokken gehad? Dan krijg je een inenting tegen waterpokken. Heb je een actieve infectie? Dan krijg je daar eerst een behandeling voor.

Ook je gebit moet in orde zijn. Een ontsteking in de mond kan na de transplantatie ernstige problemen veroorzaken. De nefroloog heeft daarom een verklaring van de tandarts of kaakchirurg nodig dat er geen problemen met het gebit zijn.

psychische gezondheid

De periode voor en na de transplantatie kan emotioneel zwaar zijn. De maatschappelijk werker onderzoekt of het wel bij je persoonlijke situatie past, en ook of je de transplantatie psychisch wel aan kunt. Transplantatie is geen geschikte behandeling als je ernstige psychische problemen hebt.  

Verder let je nefroloog er ook op of jij je wel aan de medische voorschriften houdt. De nefroloog bekijkt hoe jij omgaat met medicijnen en controle-afspraken. Na de transplantatie is dit erg belangrijk. De medicijnen tegen afstoting moet je precies volgens voorschrift gebruiken. Anders bestaat het risico dat je lichaam de nieuwe nier afstoot.  

Verder onderzoek in het transplantatiecentrum

Ben je gezond genoeg voor transplantatie? Dan stuurt de nefroloog je door naar het transplantatiecentrum. Daar worden sommige onderzoeken herhaald. Je krijgt ook extra onderzoek. Bijvoorbeeld bij de chirurg en anesthesist (verdovingsarts).

De chirurg van het transplantatiecentrum beoordeelt of de operatie technisch mogelijk is. Hij of zij let onder meer op jouw gewicht. Bij ernstig overgewicht is een transplantatie niet goed mogelijk. Ook controleert de chirurg de kwaliteit van de bloedvaten. De nieuwe nier wordt aangesloten op de bloedvaten van je buik en benen. Die moeten daar wel geschikt voor zijn.

Hoe lang duurt de voorbereiding?

Het duurt ongeveer 3 maanden voor je alle onderzoeken hebt gehad, en de uitslagen bekend zijn. Dit is een lange periode van onzekerheid. Misschien valt het wachten je zwaar. Je kunt hier dan over praten met een medisch maatschappelijk werker van het ziekenhuis.

Uitslag van de onderzoeken

Kom jij in aanmerking voor transplantatie? Dan ben je transplantabel.

  • Bij een levende donor krijgen jij en je donor daarna onderzoek of de donornier bij jou past.
  • Heb je geen levende donor? Dan plaatst het transplantatiecentrum je op de wachtlijst voor een nier van een overleden donor.
  • Kun je geen transplantatie krijgen? Dan ga je terug naar de nefroloog die jou eerder behandelde. Samen met de nefroloog bekijk je welke behandelingen wel mogelijk zijn.

Een goede match met de donor

Een niertransplantatie heeft de meeste kans van slagen als de donornier goed bij de ontvanger past. Anders gezegd: er moet een goede match zijn. Dan is de kans op afstoting kleiner. Het transplantatieteam kijkt daarvoor naar:

bloedgroep

De arts kan je bloedgroep bepalen met je bloed. Er zijn vier verschillende bloedgroepen: A, AB, B en O. Bij een transplantatie moeten de bloedgroepen van donor en ontvanger bij elkaar passen. Anders ontstaat er een afweerreactie. Het bloed gaat dan klonteren. De rhesusfactor (positief of negatief) maakt niet uit.

De bloedgroepen hoeven niet precies hetzelfde te zijn. De volgende combinaties zijn mogelijk.

weefseltypering (HLA-typering)

Bij weefseltypering of HLA-typering onderzoekt het transplantatiecentrum kernmerken van cellen. Dat gebeurt met bloedonderzoek.

Hoe meer het weefsel van de donor en ontvanger op elkaar lijken, hoe groter de kans is van slagen. Als de verschillen te groot zijn, is er een grotere kans op afstoting van de nier. Gelukkig worden de medicijnen tegen afstoting steeds beter. Daardoor neemt de kans op een goede match steeds meer toe.

kruisproef

Voor de operatie vindt de kruisproef plaats. In het lab brengt een onderzoeker het bloed van de ontvanger en het bloed van de donor samen. De kruisproef is om na te gaan of het bloed van de donor en ontvanger bij elkaar passen. Mogelijk zitten er in het bloed van de ontvanger antistoffen tegen het bloed van de donor. Dat kan ook als donor en ontvanger dezelfde bloedgroep hebben. Antistoffen kunnen ontstaan door zwangerschappen, bloedtransfusies en eerdere transplantaties. Door de antistoffen gaat het bloed klonteren.

  • Bij een levende donor vindt de kruisproef vaak al plaats tegelijk met ander onderzoek
  • Bij een overleden donor vindt de kruisproef vlak voor de transplantatie plaats. Een kruisproef duurt enkele uren. Dat zijn spannende uren voor ontvanger en naasten.

Geen goede match?

Krijg je te horen dat de donor niet goed bij jou past? Dan is transplantatie soms toch mogelijk, via cross-over transplantatie, transplantatie door de bloedgroep heen of transplantatie door de kruisproef heen.

Nier-pancreastransplantatie

Een nier-pancreastransplantatie is een transplantatie van een nier en een alvleesklier (pancreas). Deze behandeling is geschikt voor mensen die niet alleen nierfalen hebben, maar ook diabetes type 1. Door deze transplantatie verdwijnen niet alleen de nierproblemen, maar ook de diabetes. Na de transplantatie is het niet langer nodig om insuline te spuiten.

Van tevoren zijn veel onderzoeken nodig of je hiervoor in aanmerking komt. Ook heeft deze operatie een lange hersteltijd.

De behandeling wordt alleen uitgevoerd bij mensen met diabetes type 1 die zeer slecht werkende nieren hebben. In de praktijk gaat het om zo’n 25 mensen per jaar. Alleen de transplantatiecentra in Groningen en Leiden voeren deze ingreep uit.

Onze deskundigen dragen bij aan betrouwbare informatie.

Gerben van den Bosch, medisch maatschappelijk werker

Leonie Mol, dialyseverpleegkundige

Annelies de Weerd, internist-nefroloog

Waarom werken we samen met deskundigen?