Meer kansen voor mensen met veel antistoffen

Een op de twintig mensen die wacht op een donornier, heeft het extra zwaar. Zij lopen een verhoogd risico op afstoting van de nier. Medisch bioloog dr. Gonca Karahan (LUMC) doet onderzoek om afstoting beter te kunnen voorspellen.

Mensen die wachten op een donornier hebben het zwaar. Ze leven in onzekerheid, terwijl hun lichaam achteruit gaat. Zo’n vijf procent van hen heeft een nog slechter vooruitzicht omdat ze hoog-geïmmuniseerd zijn. Hun bloed bevat extra veel antistoffen, die reageren op lichaamsvreemde weefsels. Dat maakt de meeste donornieren ongeschikt. Patiënten moeten dus langer wachten op een match. Is er toch een geschikte nier beschikbaar, dan hebben hoog-geïmmuniseerde mensen na een transplantatie meer risico op afstoting.

Afstoting
Gelukkig is er een behandeling mogelijk om antistoffen te verwijderen: desensibilisatie. Dat geeft artsen de gelegenheid om de transplantatie uit te voeren zonder dat acute afstoting plaatsvindt. Het effect is alleen niet altijd blijvend. Bij gemiddeld 35 procent van deze groep mensen komen de antistoffen na desensibilisatie terug, en veroorzaken ze alsnog afstoting van de donornier.
‘Dat is rampzalig’, zegt medisch bioloog dr. Gonca Karahan. ‘De kostbare donornier gaat verloren. Ook krijgt de ontvanger door de afstoting nog meer antistoffen. Dat maakt de kans op een succesvolle transplantatie in de toekomst nog kleiner. Daarom is het belangrijk om beter te kunnen voorspellen of een nier wordt afgestoten.’

Karahan promoveerde in Turkije en kwam naar Nederland voor een tweede promotie aan het LUMC. Daar werkt ze nu als wetenschapper. ‘Ik wil onderzoek doen dat impact heeft op nierpatiënten. Nederland heeft daarvoor de benodigde onderzoeksfaciliteiten. En met de uitkomst van mijn werk in het laboratorium verbind ik wetenschap met de klinische praktijk.’

Geheugen
Om de hoog-geïmmuniseerde mensen op termijn meer kansen te geven, kijkt Karahan naar geheugen-B-cellen. Dit zijn afweercellen in het bloed, die contact met lichaamsvreemde weefsels kunnen ‘onthouden’. Als het lichaam er opnieuw mee in aanraking komt, maken deze cellen zeer snel antistoffen aan om een afweerreactie op gang te brengen. Karahan: ‘In geval van ziekteverwekkers wil je dat ook. Maar geheugen-B-cellen kunnen ook ontstaan na een bloedtransfusie, een zwangerschap of eerdere transplantatie. Mensen die één of meer van deze situaties hebben meegemaakt, maken daartegen waarschijnlijk ook geheugen-B-cellen. Na een transplantatie kunnen die dan weer in actie komen.

Karahan gaat nu uitzoeken of geheugen- B-cellen bijdragen aan terugkerende antistoffen na een transplantatie. Ze meet daarvoor de hoeveelheid geheugen-B-cellen in het bloed van twintig hoog-geïmmuniseerde mensen gedurende hun transplantatietraject. Tien hiervan staan op de wachtlijst voor een donornier van een overleden donor. En tien ondergaan desensibilisatie vóór ze een donornier ontvangen van een levende donor tegen wie ze antistoffen hebben.

Extra tool
De methode om bloed te testen op donorspecifieke geheugen-B-cellen, ontwikkelde Karahan eerder zelf. ‘Als er een verband blijkt tussen de geheugen-B-cellen en de antistoffen, krijgen artsen met die test een extra tool in handen om het risico op afstoting beter in te schatten,’ legt Karahan uit. ‘Dat klinkt misschien alsof sommige mensen hierdoor minder kans maken op een transplantatie, maar in feite zorgen we ervoor dat de donornieren die er zijn, langer mee gaan. En, als we patiënten met geheugen-B-cellen kunnen identificeren, kunnen we in de toekomst mogelijk gepersonaliseerde behandelingen ontwikkelen.’
De groep waarmee ze haar onderzoek uitvoert is klein, maar dat vermindert niet per se de betrouwbaarheid van de uitkomst. ‘De kenmerken van deze mensen en de metingen die we doen, zijn heel specifiek. Als de uitkomsten gunstig zijn, kan het interessant zijn om verdiepend onderzoek te doen met een grotere groep, in Europese context.’

De moeite waard
Karahan benadrukt dat een gunstig resultaat de reguliere antistoffentest (die test op zogeheten anti-HLA antistoffen) niet zal vervangen. ‘Het zou wel een stap vooruit zijn voor een specifieke groep patiënten die dat heel hard nodig heeft. En dat maakt het dan ook meer dan de moeite waard.’

Gonca Karahan ontvangt 223.200 euro subsidie van de Nierstichting voor haar onderzoek, dat drie jaar gaat lopen.