Terug naar het overzicht

Ducatho studie

Projectcode A2D5P02 Projectleider drs.  Sabine Meijvis Projecttype Research Project Organisatie UMCU - Afd. Nefrologie & Hypertensie Toegekend bedrag € 15.000,00 Startdatum 1-09-2016 Looptijd 22 maanden Status Afgerond

Doel

Het primaire doel van deze studie is het vastleggen van de incidentie van CVC-gerelateerde infecties en problemen met de CVC doorgankelijkheid. Het secundaire doel is om risicofactoren voor deze twee problemen te identificeren.

Samenvatting

Dialysepatiënten hebben een betrouwbare vaattoegang nodig. Idealiter wordt dit bereikt door een autologe arterioveneuze fistel bij start van de hemodialyse. Echter, 30-50% van de aangelegde fistels rijpt niet goed of een patiënt heeft geen geschikte vaten voor het aanleggen van een shunt. Het kan ook gebeuren dat de nierinsufficiëntie zo progressief is dat er geen tijd is voor het aanleggen van een fistel. In die gevallen begint een patiënt op een centraal veneuze katheter (CVC). Precieze gegevens zijn niet beschikbaar, een schatting dat 20-30% van de hemodialyse patiënten begint met dialyse over een CVC.

Een CVC heeft meerdere nadelen, waarvan het risico op infectie en problemen met de doorgankelijkheid de voornaamste zijn in de praktijk. In de huidige richtlijnen wordt bij de meeste CVC infecties geadviseerd de katheter te verwijderen. Ook als de CVC niet meer goed doorgankelijk is moet deze in de meeste gevallen verwijderd worden. Voor patiënten die voor hun hemodialyse afhankelijk zijn van een CVC is dit een groot probleem. Voor het hemodialysecohort in Nederland zijn geen gegevens bekend over de incidentie van CVC-gerelateerde infecties en problemen met de doorgankelijkheid. Ook weten we niet welke CVC's (getunneld/ongetunneld), lock vloeistoffen en andere preventieve maatregelen gebruikt worden.

Dit project betreft een retrospectieve observationele studie die in meerdere centra zal worden uitgevoerd. Medisch studenten zullen onder leiding van een arts-assistent interne geneeskunde en een internist-nefroloog de benodigde gegevens uit de ziekenhuisinformatiesystemen halen. Er is een online (GCP goedgekeurde) database waarin de verzamelde gegevens opgeslagen worden.

Conclusies

Patiënten die hemodialyse nodig hebben als nierfunctie vervangende therapie hebben een betrouwbare toegang tot de bloedbaan nodig. Dit kan door middel van een shunt, een verbinding van bloedvaten in de arm. Echter, soms ontstaat de nierziekte acuut of gaat een chronische nierziekte snel achteruit en dan is er geen tijd om een shunt aan te leggen. Dan kan er gebruik worden gemaakt van een centrale katheter (een soort groot infuus) in de hals. Er bestaan verschillende soorten katheters, ongetunneld of voor een gedeelte getunneld onder de huid. De ongetunnelde katheters kunnen worden onderverdeeld in de rechte katheters en de voorgevormde katheters. In dit onderzoek werd onderzocht of er verschillen zijn in het optreden van infecties en doorgankelijkheidsproblemen tussen getunnelde katheters en de voorgevormde, ongetunnelde katheters. De onderzoekers hebben gegevens gebruikt van alle patiënten uit 12 ziekenhuizen die hemodialyseerden over een katheter in de 5 jaar voorafgaand aan het onderzoek. Dit waren 1603 patiënten met 2746 katheters. De onderzoekers vonden dat getunnelde katheters minder vaak infecties of doorgankelijkheidsproblemen hebben dan ongetunnelde katheters. In de groep patiënten met ongetunnelde katheters hadden de patiënten met een voorgevormde katheter minder vaak problemen met de katheters dan de patiënten met een rechte katheter. Er werd geen verschil gevonden tussen de getunnelde katheters en de voorgevormde ongetunnelde katheters. De getunnelde katheters werden wel minder vaak verwijderd vanwege een infectie of doorgankelijkheidsprobleem. Omdat dit een onderzoek is wat alleen terug heeft gekeken (retrospectief is) kan het zijn dat de patiënten in de verschillende groepen niet vergelijkbaar waren. Daarom is het lastig om nu al te zeggen wat dit onderzoek voor de toekomstige praktijk zal betekenen. Wel lijkt het een goede aanleiding te zijn om onderzoek op te zetten waarbij de katheters met elkaar worden vergeleken in groepen patiënten die vergelijkbaar met elkaar zijn.

Trefwoorden

Soort: klinisch, niet-toegepast, dossieronderzoek
Onderwerp: vaattoegang