Projectcode 23OK2065 Projectleider dr. Jeroen de Baaij Projecttype Kolff+ Organisatie Radboudumc - Afd. Fysiologie Toegekend bedrag € 471.700,00 Startdatum 26-08-2024 Looptijd 48 maanden Status Lopend
Doel
Inzicht krijgen in de vraag hoe calcium-fosfaatkristallen bijdragen aan vaatverkalking bij nierpatiënten met als doel mogelijkheden te vinden om hun vorming en schadelijke effecten te verminderen en zo het risico op hart- en vaatziekten te verlagen.
Samenvatting
Success Accelerator grant. Bij mensen met nierschade ontstaat een verstoorde balans van mineralen, zoals calcium en fosfaat, in het bloed. Dit leidt tot de ophoping en vorming van calcium-fosfaatkristallen (CPP). Deze kristallen zetten zich af in de bloedvaten, wat leidt tot verkalking en een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Het eiwit fetuïne-A fungeert bij gezonde mensen als buffer om deze ophoping te voorkomen. Nierpatiënten hebben vaak een tekort aan fetuïne-A, waardoor de schadelijke CPP-kristallen, en vooral het type CPP2, makkelijker ontstaan en zich kunnen ophopen.
Dit onderzoek richt zich op het begrijpen van hoe CPP2-kristallen bijdragen aan vaatverkalking bij nierpatiënten. Onderzoekers bekijken of de vorming en afbraak van deze kristallen beïnvloed kunnen worden. Daarbij wordt onderzocht hoe verschillende factoren, zoals eetpatronen en medicatie, de aanmaak van CPP2 beïnvloeden.
Een deel van het onderzoek richt zich op de vraag of voeding een trigger kan zijn voor de vorming van CPP2-kristallen, omdat fosfaat in veel voedingsmiddelen voorkomt. Hiervoor krijgen gezonde deelnemers een standaardmaaltijd, waarna de onderzoekers voor en na het eten hun bloed onderzoeken op kristalproductie. Ook bij mensen die binnenkort een niertransplantatie ondergaan, wordt dit gemeten – zowel voor als na de transplantatie – om te zien of een verbeterde nierfunctie invloed heeft op de productie van calcium-fosfaatkristallen en CPP2.
Daarnaast onderzoekt men of botontkalkingsmedicatie helpt om CPP2-kristallen in het bloed te verminderen. Bij mensen zonder nierschade, die deze medicatie gebruiken, worden calcium-fosfaatkristallen en CPP2 gemeten, om te zien of botcellen calcium en fosfaat opnemen tijdens botvorming. Daarnaast wordt onderzocht of verschillende medicijnen verschillen in effectiviteit en of bij nierpatiënten die ook botontkalkingsmedicatie krijgen, een slechtere nierfunctie invloed heeft op de kristalverandering.
Op de lange termijn hopen de onderzoekers methoden te ontwikkelen om CPP2 specifiek uit het bloed te verwijderen of de aanmaak ervan te beperken. Een succesvolle aanpak zou vaatverkalking bij mensen met nierschade kunnen vertragen en daarmee bij een grote groep nierpatiënten het risico op hart-en vaatziekten kunnen verlagen.