Inzet van de apotheker om behandeling van fosfaatbinders te verbeteren

Apotheker Ciske van den Oever gaat met een Pionier+ beurs onderzoeken of gesprekken met de apotheker in combinatie met het voorschrijven van minder fosfaatbinders leidt tot een beter fosfaatniveau en het beter innemen van medicijnen.

Dialysepatiënten slikken veel medicijnen. Een groot deel van de tabletten zijn fosfaatbinders, die nodig zijn om fosfaat uit het lichaam te scheiden omdat de nieren dat niet meer zelf kunnen. Het komt echter vaak voor dat patiënten deze medicijnen niet goed genoeg innemen. Met een te hoog fosfaat als gevolg.

Dat therapietrouw zijn moeilijk is, is een bekend probleem. Dat geldt vooral voor aandoeningen waar mensen zelf niets van merken zoals een hoog fosfaat, legt apotheker Ciske van den Oever, werkzaam in het Franciscus Gasthuis en Vlietland, uit. ‘Fosfaatbinders hebben heel specifieke gebruiksinstructies: drie keer per dag op het juiste moment tijdens de maaltijd en soms nog vaker als iemand een eiwitrijk tussendoortje neemt. De tabletten zijn bovendien groot en het zijn er veel, terwijl dialysepatiënten juist weinig mogen drinken.’

Minder pillen voorschrijven zou volgens haar weleens de oplossing kunnen zijn. Ze gaat in een groep van ongeveer 45 dialysepatiënten kijken wat er gebeurt als ze niet méér maar mínder fosfaatbinders krijgen. In drie maanden voeren de patiënten daarbij drie gesprekken met een apotheker die getraind is in motiverende gesprekstechnieken. In totaal worden patiënten een jaar gevolgd.

Het innemen van minder fosfaatbinders zou kunnen leiden tot een hoger fosfaatniveau, maar dat is juist niet de verwachting van de onderzoeker. Van den Oever: ‘Als het fosfaatniveau niet goed is, geven dokters als standaardreactie meer pillen. Maar uit de literatuur weten we dat patiënten juist minder fosfaatbinders innemen zodra ze extra voorgeschreven krijgen. We willen in gesprekken gaan kijken waar de uitdaging zit. Is dat bijvoorbeeld vergeetachtigheid of vindt de patiënt dat hij te veel pillen moet nemen? Zo weten we hoe we mensen kunnen helpen. We hopen dat de interventie succesvol is en leidt tot vergelijkbare of zelfs betere fosfaatwaardes.’

De belangrijkste uitkomst is het fosfaatgehalte drie maanden voor en drie maanden na de interventie. Maar Van den Oever is minstens zo geïnteresseerd in de andere (secundaire) uitkomsten. Hoe verlopen bijvoorbeeld fosfaatwaarden over de lange termijn? Hoe kan de interventie het beste geïmplementeerd worden en wat zijn belemmerende factoren? Maar ook welke farmaceutische gezondheidsvaardigheden dialysepatiënten hebben, is een belangrijke uitkomst. ‘Je hebt vaardigheden nodig om aan zelfmanagement van je ziekte te kunnen doen, dus minder vaardigheden leiden tot een minder goede gezondheid. Dialysepatiënten zijn een kwetsbare groep. We hebben aanwijzingen dat bij ongeveer 75 procent wel mogelijke problemen spelen op het gebied van farmaceutische gezondheidsvaardigheden.’

De studie is onderdeel van Van den Oevers promotieonderzoek. Het Franciscus Gasthuis en Vlietland heeft de grootste dialyseafdeling van Nederland en zodoende werkt ze veel met deze doelgroep. In een eerder onderzoek – in het kader van haar opleiding tot klinisch-farmacoloog – ontdekte ze dat de inzet van de apotheker leidt tot een betere doelmatigheid bij de behandeling van bloedarmoede bij dialysepatiënten. Van den Oever: ‘De bloedwaardes bleken beter binnen de streefwaarden te liggen bij de groep die door de apotheker werd behandeld, dan bij de groep die door de nefroloog werd behandeld. Dat ging gepaard met lagere kosten. Een win-winsituatie dus. Ik wil weten: levert de inzet van de apotheker iets op? Dialysepatiënten gebruiken al zoveel medicatie, dus wat wij doen, moet wel zinvol zijn.’