Betere inschatting van donornieren
1 Februari 2021
Professor Henri Leuvenink (UMCG) heeft een van de innovatiebeurzen van de Nierstichting gekregen voor zijn onderzoek naar een methode die de kwaliteit van donornieren beter moet inschatten.
Niet elke donornier is geschikt voor transplantatie. Echter, door het tekort aan donornieren worden soms nieren getransplanteerd waarover twijfel bestaat: de kans dat de nier faalt is groter dan normaal maar het tekort aan donornieren is te groot om het niet te proberen. Ook worden veel donornieren afgekeurd waar misschien toch een patiënt mee geholpen had kunnen worden.
Henri Leuvenink werkt met zijn team in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) aan een methode om een betere inschatting te kunnen maken van de kwaliteit van donornieren. Daarvoor onderzoeken ze de organen in een perfusiemachine, een machine die in eerste instantie gebruikt werd om een donororgaan langer te kunnen bewaren.
De potentie om te gaan werken
Later bleek deze machine ook geschikt om de functie van longen en levers te testen. Voor nieren ligt dat anders, legt Leuvenink uit. “Bij een nier die getransplanteerd wordt, kan het tot drie maanden duren voor die het gaat doen. Je kunt een nier dus niet alleen testen op basis van de functie - of hij plast en afvalstoffen uit het bloed haalt - want die kan op een later moment alsnog op gang komen. Daarom is het idee om niet naar de functie te kijken, maar naar de potentie om te gaan werken.”
Om de potentie in beeld te brengen ontwikkelde Leuvenink een camerasysteem dat in staat is om zogenaamde viability-sensors te visualiseren. De sensoren bestaan uit nanodeeltjes - een soort vetbolletjes die iets mee kunnen dragen en opgenomen worden door levende cellen. Voor het onderzoek gebruikt Leuvenink in eerste instantie nieren van ratten. “We kunnen de nanodeeltjes een label geven. Als het deeltje in een cel wordt opgenomen kun je zien in hoeverre die cel actief is. In bepaalde cellen moet bijvoorbeeld een eiwit gemaakt worden. Als we dat eiwit fluorescerend maken, kunnen we zien welke cellen in staat zijn ingewikkelde taken te doen. Door de camera zien we die ontwikkeling van de cellen real-time, en zo kunnen we een inschatting maken van hoe viable de nier is. We zien niet of hij werkt, maar wel dat hij leeft.”
Grijze gebieden
De nanodeeltjes zijn gemaakt aan de Universiteit van Aarhus in Denemarken. “Daar zijn ze getest op celkweeksystemen. Vorig jaar hebben we samen de nanodeeltjes in een perfusieopstelling gedaan. We zagen tot onze blijdschap dat een orgaan ook tijdens perfusie die nanodeeltjes waaraan mRNA gekoppeld zat kon opnemen en er eiwitten werden gemaakt. Nanodeeltjes zijn heel duur om te maken, daarom hebben we deze subsidie aangevraagd.”
Als het principe werkt in rattennieren wil Leuvenink in varkensnieren - die erg op mensennieren lijken - onderzoeken of het mogelijk is verschillende gradaties van schade te onderscheiden. “De uitersten weten we al. We weten wanneer een nier heel goed of heel slecht is, maar we willen de grijze gebieden kunnen onderscheiden.” Uiteindelijk hoopt Leuvenink dat artsen geen nieren meer hoeven af te wijzen die wel transplantabel waren. Dat levert meer donornieren op. Maar ook de kwaliteit van donornieren zal omhooggaan omdat matige nieren toch worden afgewezen. “Op die manier bespaar je de patiënt complicaties.”
Toekenning
Ieder jaar stelt de Nierstichting beurzen beschikbaar voor projecten die baanbrekende innovaties kunnen bewerkstelligen. Als die projecten slagen hebben ze een grote impact op de kwaliteit van leven van nierpatiënten, de preventie van nierschade of nieronderzoek in het algemeen. Bij de beoordeling van een projectvoorstel ligt de focus op innovativiteit en originaliteit. Zes innovatieve onderzoeksvoorstellen zijn afgelopen jaar gehonoreerd met een subsidie van ieder € 100.000. Het onderzoek van Henri Leuvenink is een van de zes voorstellen.