‘Gesprekken met collega’s waren vaak heftig en emotioneel’

Als medisch maatschappelijk werker ondersteunt Bep Princen (62) nierpatiënten in het Brabantse ziekenhuis Bernhoven. Afgelopen voorjaar wordt haar ziekenhuis overvallen door een vloedgolf van coronapatiënten. In mum van tijd liggen de bedden er vol mee. De druk op het ziekenhuispersoneel is gigantisch. Net als de impact. Naast de mentale zorg die Bep aan nierpatiënten geeft, staat ze in deze crisisperiode ook collega’s van de COVID-zorg bij.

Volgens Ernst Kuipers van het Landelijk Netwerk Acute Zorg, staat ons dit najaar geen vloedgolf maar een tsunami van coronapatiënten te wachten. Is jullie ziekenhuis hierop voorbereid? *
‘We zien dat de tweede golf zich anders ontwikkelt dan de eerste. Toen werden we ermee overvallen en kwam de hulp vanuit andere ziekenhuizen pas laat op gang. Bovendien waren artsen destijds nog onbekend met het ziektebeeld. Dat is inmiddels veranderd. We verwachten landelijk inderdaad meer patiënten, alleen zijn de COVID-bedden nu naar rato verdeeld onder de ziekenhuizen. Al hebben we deze bedden ondertussen wel weer op moeten schalen. Spannend wordt het dus zeer deze winter.’

Met het voorjaar nog vers in je geheugen gegrift. Hoe kijk je terug op deze periode?
‘Ik vond het een heftige en tegelijkertijd ook bijzondere tijd. Hoe alles in ons ziekenhuis in no time veranderde. Operaties gingen niet door. Poliklinieken sloten en hun medewerkers werden ingezet op de klinische COVID-zorg. Veel artsen gingen op andere afdelingen werken, om daar de triage te doen. Vaste teams bestonden eigenlijk niet meer; iedereen werkte kriskras door het ziekenhuis heen. Steeds weer met andere collega’s. Hoewel het werk een enorme impact en intensiviteit teweeg bracht, zag je ook dat het personeel nog meer in hun kracht kwam te staan.’

Ook jullie schoonmaakpersoneel kwam onder grote druk te staan.
‘Hygiëne speelt natuurlijk altijd al een belangrijke rol in het ziekenhuis. Maar nu zou je bijna kunnen zeggen: een hoofdrol, vanwege het besmettingsgevaar. Het werk voor deze mensen ging onafgebroken en in razend tempo door. Weekenden, avonden, nachten. Waarbij ze geconfronteerd werden met heel veel zieke mensen. En overleden patiënten, vaak meerderen op een dag. Voor ons mortuarium stond zelfs een extra tent. Dit alles maakte ook op deze collega’s veel indruk.’

Je werkt als medisch maatschappelijk werker in het dialysecentrum, waar je nierpatiënten bijstaat met mentale en praktische ondersteuning. Hoe hielden deze mensen zich staande in die tijd?
‘Onze dialysepatiënten waren erg onder de indruk van wat er in en rondom ons ziekenhuis gebeurde. Toen de eerste dialysepatiënt van ons overleed, kwam corona voor hen heel dichtbij. Daar schrokken mensen in ons centrum natuurlijk van. Vrij snel ben ik dan ook actief het gesprek met iedere patiënt afzonderlijk aangegaan. Om hun gevoelens, angsten en zorgen bespreekbaar te maken. Mensen vonden het allemaal ontzettend spannend, en sommigen waren bang. Van één van onze patiënten raakte haar man besmet. In paniek belde ze op; ze durfde niet meer te komen, uit angst een ander te besmetten. Ze is hier toen geïsoleerd behandeld. Want dialyse is levensreddende zorg, je kunt niet even een week overslaan. Later zag je gelukkig dat patiënten zich weer veilig begonnen te voelen. Mede doordat je in het dialysecentrum weinig merkte van de hectiek in de rest van het ziekenhuis.’

Je was er in die tijd niet alleen voor nierpatiënten. Aan het eind van iedere dagdienst stond je ook collega’s uit de COVID-zorg bij. Hoe kwam dit tot stand?
‘In korte tijd gebeurde er zo ongelofelijk veel heftige dingen in het ziekenhuis. Leidinggevenden zagen dat collega’s veel meer aangrijpende dingen meemaakten dan normaal.  Zij hebben er toen voor gezorgd dat alle maatschappelijk werkers, geestelijk verzorgers en medisch psychologen hun krachten bundelden door samen een team te vormen. Naast individuele begeleiding van collega’s, organiseerden we iedere dag evaluatiesessies voor zorgpersoneel. In deze groepsgesprekken kreeg iedereen de gelegenheid zijn of haar verhaal te doen over de onthutsende gebeurtenissen van die dag.’

Sessies die je waarschijnlijk lang bij zullen blijven?
‘De samenkomsten waren vaak heel intens en emotioneel. De zogeheten buddy’s, mensen die normaliter op de poli werkten maar nu verpleegkundigen op de vloer assisteerden, hadden het soms moeilijk. Zij zagen dagelijks dingen die ze anders nooit zagen. Sommigen sliepen daar niet meer van of werden angstig. Maar ook voor veel artsen en verpleegkundigen was het zwaar, ze zagen patiënten tussen hun vingers wegglippen.  Mensen die bijvoorbeeld ‘s morgens nog goed aanspreekbaar waren, konden een paar uur later ineens stervende zijn. Familie mocht er op zo’n moment niet bij. Snel moest er dan een laptop opgestart worden, om nog tijdig contact met de familie op te kunnen nemen. Dat zijn hele aangrijpende gebeurtenissen geweest.’ 

Speelde angst een grote rol bij jullie zorgpersoneel?
‘Wat ik vaak zag was de tweestrijd bij mensen. Aan de ene kant voelt iemand een grote verantwoordelijk te moeten werken en onmisbaar te zijn. Maar aan de andere kant zag je ook wel de angst bij mensen om COVID mee naar huis te nemen. Vooral bij mensen die thuis een kwetsbare partner hadden.’

Hoe pakte je de groepsgesprekken aan?
‘Door vooral open vragen stellen. Vragen als: hoe zit je er nu bij? Wat wil je vertellen over de dingen die je meemaakte vandaag? Wat heb je nog nodig om goed naar huis te kunnen gaan straks? Meestal kwamen de gesprekken grotendeels vanzelf op gang, nadat iemand antwoord gaf op zo’n eerst open vraag. Er kwam dan vaak al zoveel los. Het was ook fijn om te zien dat artsen zich kwetsbaar op durfden te stellen.  Zij hadden in de piekperiode dagelijks te maken met mensen die, óf zouden sterven, óf naar de IC moesten om beademd te worden. In beide gevallen ging een arts dan het gesprek aan met een patiënt over afscheid nemen van zijn of haar naasten.’

Eerder vertelde je over de impact van de crisis op het schoonmaakpersoneel. Sprak je ook met hen?
‘Ja. Ik trof de schoonmaakdienst regelmatig tijdens hun koffiepauze.  Iedere keer sloot ik weer bij een ander groepje aan. Ook met hen praatte ik over gebeurtenissen, zorgen en verdriet. Zo was er een mevrouw die net oma was geworden van haar eerste kleinkind. Door haar werk in het ziekenhuis had ze het kindje alleen nog maar vanachter het raam kunnen zien. In al die weken had ze het nog nooit vastgehouden. Dat deed haar veel verdriet. Ook hoorde ik verhalen van mensen die thuis niet meer naast hun partner mochten slapen, door hun baan in het ziekenhuis. Omdat men bang was met het virus besmet te worden. Bij sommigen liep de spanning zo hoog op dat ze thuis moesten blijven en uitvielen op de werkvloer.’

Voelde je dat er behoefte was aan de gesprekken met jou?
‘Het feit dat we de sessies nog lang gecontinueerd hebben, onderstreept dit denk ik wel. We zijn tot ver in de zomer doorgegaan. Daarna werd de behoefte minder en nam de frequentie van onze gesprekken af.’

Er kwam ook veel op jou af. Wat maakte dat jij het volhield?
‘Om mijn hoofd leeg te maken, heb ik in deze periode veel gewandeld. Dat was mijn allerbeste uitlaatklep. Ook met collega’s kon ik goed praten over alle gebeurtenissen. Want soms maakte ik me best zorgen over bepaalde medewerkers. Dan is het fijn als je het daar samen over kunt hebben.’

De zorg staat ook nu weer onder druk. Wat betekent dit voor nierpatiënten in jullie ziekenhuis?
‘Dialyse is levensreddende zorg en zal bij ons, net als in de eerste golf, altijd gewaarborgd blijven. Maar de eerste transplantaties zijn al wel weer uitgesteld. Zo had ik vandaag nog een verdrietige patiënt aan de telefoon. Ze zou binnenkort getransplanteerd worden met een nier van een levende donor, maar dat gaat nu niet door. ‘Waarom is er wel ruimte voor coronapatiënten en niet voor mij’, zei ze. ‘Mijn leven moet immers ook door en ik wil niet aan dialyse’. Heel begrijpelijk natuurlijk, en schrijnend.’

Tijdens de eerste golf werd jullie ziekenhuis bedolven met o.a. tekeningen, kaarten en cadeautjes van mensen en bedrijven uit de omgeving. Ook bracht men beschermingsmaterialen naar jullie toe. Nu lees je steeds vaker dat ziekenhuizen beveiligers moeten inzetten omdat mensen zich agressief gedragen. Een nogal pijnlijk contrast.
‘Ik ga ervan uit dat het hier om een kleine minderheid van onze bevolking gaat. Mensen die veel moeite hebben om met stressvolle situaties om te gaan, en uit een soort onmacht vijandig worden. Het niet weten waar je aan toe bent, brengt voor sommigen veel frustratie met zich mee.’ 

Wat zou je tegen deze groep mensen willen zeggen?
‘Mensen in de zorg werken met veel passie en toewijding, Ze doen daarbij ongelooflijk hun best om hun werk op een veilige manier te verrichten. Op dit moment is er een enorme toestroom van patiënten. Hierdoor kan niet iedereen à la minute geholpen worden, of per direct op een IC terecht. Stel je verwachtingen bij, dan is er minder kans op teleurstelling.’