'Helden vliegen door de lucht en redden baby’s uit brandende gebouwen'
25 Juni 2020
Edwin Bredewold werkt als internist-nefroloog in het LUMC. Tijdens de coronapiek in Nederland draait hij fulltime diensten op de acute opnamezorg voor mensen met COVID-19. Zijn poliwerkzaamheden als nefroloog worden op dat moment overgenomen door collega’s. Hoe kijkt de arts terug op de afgelopen periode? En wat is volgens hem de impact van deze gezondheidscrisis op de zorg voor nierpatiënten?
Je werkt normaal gesproken de ene helft van de week als nefroloog, de andere helft als internist. Tijdens de coronacrisis in Nederland veranderde dit.
“Aan het begin van de epidemie heeft ons team van nefrologen een onderverdeling gemaakt in verantwoordelijkheden. Zo bleef een aantal van mijn collega’s actief in de reguliere zorg voor nierpatiënten. Zoals dialyse en poliklinische consulten voor transplantatie. Daarbij werden zij zo min mogelijk blootgesteld aan COVID. Want in het begin wisten we nog niet precies in hoeverre we het virus zelf konden verspreiden. En hoe veilig de getroffen maatregelen zijn.”
Jij ging als internist naar de COVID-afdeling. Een nieuwe vloer binnen het ziekenhuis?
“Tijdens de coronapiek zijn er op de interne geneeskunde vloeren ingericht voor uitsluitend COVID-zorg. Ik hield me grotendeels bezig met de triage op de acute opnamezorg. Je screent dan binnenkomende patiënten met een verdenking op het virus. Mensen die positief testten én waarbij sprake was van onderliggend lijden, werden vervolgens opgenomen op een speciaal voor hen ingerichte afdeling. Ook hier draaide ik diensten. Minder kwetsbare coronapatiënten gingen naar de korte verblijfsduur chirurgie. Door de vele afgelaste operaties, konden we ook deze vloer vrijmaken.”
Je werkt al twee dagen per week op de acute opnamezorg. Nu zou je fulltime alleen maar coronapatiënten gaan zien. Of mensen met een verdenking hierop. Dat leek jou ‘leuk’. Waarom?
“Dit werd in eerste instantie aan me voorgelegd. En tja, het zag ernaar uit dat de periode die komen ging, een spannende tijd zou worden. Daar was ik wel nieuwsgierig naar. Door de coronacrisis kwam de nefrologie-zorg daarnaast deels on hold te staan. En poliklinische consulten werden hoofdzakelijk video calls. Ik koos voor het ‘onbekende’. Er wordt niet ieder jaar een pandemie voorspeld.”
In februari kwamen de eerste berichten uit Italië. Waar besmettingen in rap tempo opliepen. De druk op de zorg was daar extreem hoog. Wat denk je dan als arts in Nederland?
“Wij zouden met onze afdeling in Oostenrijk gaan skiën. Toen de eerste berichten uit Noord-Italië ons bereikten, besloten we niet te gaan. Vanaf dat moment ging iedereen bij ons het nieuws in Italië intensiever volgen. We kregen steeds vaker informatie van Italiaanse collega’s. Vanuit een transplantatiecentrum in Milaan hoorde ik dan bijvoorbeeld, dat twee net getransplanteerde patiënten het virus opliepen. En dit niet overleefden. Italiaanse artsen schreven dat we ons hele grote zorgen moesten gaan maken. Ook hoorden we verhalen van collega’s die zelf ziek werden. Of zelfs overleden aan het virus. We lazen dat artsen diensten draaiden van drie, vier dagen achter elkaar. Sommigen waren zelfs al drie weken aaneengesloten niet thuis geweest."
Dan ga je je als arts wel zorgen maken.
“We zijn ons toen gaan realiseren: er is daar echt een groot probleem gaande. En niets wijst erop dat dit in Nederland anders gaat zijn, als we geen maatregelen nemen. Dat gaf ontzettend veel spanning. Bij mezelf, maar ook bij collega’s. We liepen in het ziekenhuis zo’n twee weken voor op het nieuws. Je merkt dan, dat in je privéleven vrijwel niemand nog echt van de ernst doordrongen is. Dat is een vreemde gewaarwording. Je gaat aan jezelf twijfelen: overdrijf ik nu misschien? Maar tegelijkertijd vraag je je af of er niet veel meer aandacht voor dit probleem moet zijn. Een buitengewoon spannende tijd. Zeker als je op een bepaald moment vergelijkbare anekdotes hoort over Uden en Breda. In die periode heb ik regelmatig slecht geslapen.”
In Brabantse ziekenhuizen werden steeds meer patiënten opgenomen. Andere ziekenhuizen in het land moesten patiënten overnemen. Was het LUMC goed voorbereid?
“Wij hadden natuurlijk een kleine voorsprong op Brabant wat betreft de voorbereiding. Maar de aanpak van ons ziekenhuis verdient hier echt een grote pluim. Zo zijn niet spoedeisende operaties tijdig afgezegd, zodat er capaciteit vrijkwam voor coronazorg. Er kwamen nieuwe dienstroosters en het aantal bedden werd snel opgeschaald . Iedereen werd bijtijds geïnformeerd over nieuwe scenario’s. Met alle betrokkenen bij coronazorg, was er dagelijks een gezamenlijk overleg. Zo ontwikkelde iedereen vrij snel een algoritmisch denken voor het veilig opnemen van mensen met een COVID-verdenking. Waardoor je tijd bespaart op allerlei overlegstructuren, wat weer tijdwinst geeft op de zorgdruk.“
Dan komen de eerste patiënten naar Leiden. Naar jou, op de acute coronazorg. Het gaat dan echt beginnen. Hoe was dat?
“Nou, gek genoeg eigenlijk wel prettig. Als je die crisisgedachte weken achter elkaar wél in je hoofd hebt, maar er in je eigen werkveld nog niet zo veel verandert, vrees je voor wat je te wachten staat. Maar als dan in maart de eerste patiënten zich in jouw ziekenhuis melden met een longontsteking, geeft dat op een bepaalde manier ook rust. Je gaat dan doen wat je gewend bent: namelijk voor ze zorgen. Met dat verschil dat ik continu een kapje droeg, en zo’n bril. Niet echt comfortabel, maar je doet het ermee natuurlijk. Vanaf dat moment was de stress weg en waren we vooral bezig met coronazorg.”
Over kapjes gesproken. De zorg kampte in eerste instantie met een mondkapjestekort. Heb jij je onbeschermd gevoeld?
“Uiteindelijk heb ik mezelf nooit onbeschermd gevoeld als ik een coronakamer binnenging. Of het gevoel gehad dat ik meer dan verantwoord gevaar liep. Maar ik heb die situatie zeker gevreesd. Want in het begin was dit wel heel spannend. Een veel terugkerende vraag onder collega’s was: wat doe je als je komende zondag dienst hebt, en donderdag hoort dat er nog maar voor één dag kapjes zijn? Ga je dan een coronakamer binnen? Vanaf eind maart speelde dit probleem gelukkig niet meer bij ons. Toen hadden we iedere dag voldoende beschermingsmaterialen.”
Veel mensen durfden niet meer naar het ziekenhuis, uit angst om met het virus besmet te raken. Voelden dialysepatiënten zich nog veilig, als ze moesten dialyseren in het LUMC?
“Patiënten zijn zeker huiveriger geweest. Ik heb transplantatiepatiënten gesproken, die vertelden dat ze 24/7 binnen bleven. Maar dialysepatiënten hebben geen keus. Niet gaan is geen optie. En je kunt niet even zeggen: dan ga ik deze periode maar thuis dialyseren. Want dat vergt ontzettend veel voorbereiding en tijd. Zeker bij hemodialyse. In het LUMC hadden we draaiboeken klaarliggen, mochten er onder dialysepatiënten besmettingen ontstaan. De afdeling zou in dat geval in tweeën gesplitst worden: een zogenaamde schone kant en een COVID-afdeling. Ook lag er een aangepast schema klaar, mocht er een onderbezetting komen door zieke verpleegkundigen. Zodat patiënten altijd het minimale aantal dialyses kunnen blijven ontvangen in drie dagen. Voor zover ik weet, is er tot nu toe bij ons geen sprake geweest van besmette dialysepatiënten of een tekort aan mankracht.”
Veel nierpatiënten hebben schade opgelopen van deze crisis. Transplantaties die niet doorgingen. Cross-over ketens die sneuvelden.
“De impact van deze crisis op de reguliere zorg voor patiënten is gigantisch. Het levende transplantatieprogramma heeft helemaal stilgelegen, tot ongeveer begin mei. Toen zijn we langzaam weer begonnen met de meest urgente patiënten. Inmiddels evalueren we wekelijks of het mogelijk is verder op te schalen. Het postmortale programma is in de tweede helft van mei weer gestart. Waarbij we in eerste instantie kiezen voor standaard risicopatiënten. Mensen met een verhoogd risico, die zwaardere medicijnen nodig hebben om afstoting te voorkomen, transplanteren we nog niet. Het plan is wel om dit zo snel mogelijk te gaan doen. Dat geldt ook voor de nier-pancreastransplantaties, die ook nog stilliggen.”
Comorbiditeit vergroot de kans om ernstig ziek te worden van COVID-19. Nierpatiënten lopen dus een groter risico op een zorgelijk verloop van het virus?
“Uit recente cijfers blijkt dat in Nederland 144 dialysepatiënten besmet zijn geraakt. Helaas zijn er hiervan 48 overleden. Opmerkelijk is dat ook binnen deze ‘kwetsbare’ populatie, het risico hierop groter is bij ouderen en mensen met diabetes type II. Daarnaast hebben we transplantatiepatiënten gezien die heel diep zijn gegaan. Sommigen daarvan hebben het niet gered. Statistisch bekeken, zien we bij deze patiëntengroep wel een ernstiger verloop van COVID. Voor deze mensen is dit dan ook een angstige periode. Dat merken we eveneens op de poli, waar we veel van deze patiënten telefonisch bijstaan om hiermee om te gaan.”
Schrijnend. Ook voor jou als arts.
“Ik heb soms indringende gesprekken moeten voeren met patiënten van mijn eigen poli. Wanneer ik iemand met COVID zag afstevenen op de beademing. We weten inmiddels wel dat als je zo’n beademingstraject ingaat met bijvoorbeeld een beperkte longcapaciteit, je daar beter niet aan kunt beginnen. Je redt het simpelweg niet en gaat ellendig dood. Dan is het goed om vooraf te bespreken hoe ver iemand wil gaan. Want patiënten vertrekken vervolgens naar de IC en hebben daar een gruwelijke tijd. Omdat de bezoekregels zijn aangescherpt, kan ik mijn patiënten dan niet meer zelf bezoeken. Iets wat je als arts normaal gesproken wel doet om je patiënt te steunen. Dat zijn toch dingen waar je van moet slikken.”
Op de IC krijgen sommige mensen te maken met orgaanuitval. Waarbij ook de nieren er acuut mee kunnen stoppen en dialyse nodig is. Zorgt dit voor blijvende nierschade?
“Bij patiënten waarbij dit gebeurde en die de IC overleefd hebben, herstelde de nierfunctie zich later weer. Wij hebben op onze poli nog geen dialysepatiënten als gevolg van COVID. Het hangt er ook vanaf met hoeveel nierfunctie iemand op de IC belandt. Als je al nierschade hebt, is die kans wel groter. Maar dat mensen met een goede nierfunctie, na acuut nierfalen blijvend aan de dialyse moeten, die pech zullen maar weinig mensen hebben.”
De afgelopen maanden zijn intensieve maanden geweest voor jou en je collega’s.
“De piek op de IC hebben we in het LUMC gelukkig met elkaar weten te beheersen. Waardoor het nooit écht een crisis geworden is. De collegiale verhoudingen bij ons zijn sowieso goed, maar in de afgelopen maanden zijn deze wel nadrukkelijker voelbaar geweest. Zo waren er in het begin collega’s die thuis moesten blijven, omdat ze lichte klachten hadden of begonnen te hoesten. Hun werkzaamheden werden dan zonder enig probleem door een andere collega overgenomen.”
Nederland keek met respect en waardering naar hoe jullie deze crisis het hoofd boden. Je kreeg applaus en was ineens een superheld.
“Ik heb niet de perceptie dat ik in díe omstandigheden verkeerde, dat ik de titel held verdien. Ook in mijn omgeving kan ik geen mensen bedenken, die op basis van hun werk deze titel wel verdienen. Maar misschien vergis ik me. Helden zijn figuren met capes. Ze vliegen rond en redden baby’s uit brandende gebouwen. Natuurlijk is het ergens wel vleiend, maar we moeten er toch mee ophouden. Zeker zolang er geen consequenties aan verbonden worden. Want nu de strijd zo langzamerhand geleverd is, wordt ook het accent verlegd naar wie de rekening van deze inspanningen betaalt. En ik geloof dat we dan toch weer geen helden zijn.”
Kranten schreven op een gegeven moment over niets anders meer. Zijn je in de media dingen opgevallen, die je graag wilt weerleggen?
“De pers wekt regelmatig de indruk dat alleen hele zieke, oude mensen aan COVID doodgingen. Maar in werkelijkheid zijn er ook ontzettend veel mensen zonder ernstig onderliggend lijden aan het virus overleden. Zoals mensen met een hoge bloeddruk, astma en diabetes, tussen de 60 en 70 jaar. Mensen die over het algemeen een prima leven leidden, gewoon werkten en vaak nooit eerder in het ziekenhuis opgenomen zijn.”
Zijn er dingen die jou in de afgelopen maanden positief verrast hebben?
“Ja heel veel. De energie, voortvarendheid en bereidwilligheid van mensen bij ons in het LUMC, om mee te helpen met voorbereidingen en het omgooien van structuren. Collega’s uit de orthopedie en urologie, die zich opwierpen om op de COVID-afdeling visites te lopen, onder supervisie van longartsen. Verpleegkundigen van andere vloeren, die aanboden bij ons extra diensten te draaien. En de vele coassistenten, die zich vrijwillig ingezet hebben. Door te helpen bij kledinginstructies, logistieke taken en het beantwoorden van patiënttelefoontjes. Of ICT-werkzaamheden oppakten, zodat alles zo snel mogelijk via video calls mogelijk werd. Dat heeft mij enorm positief verrast.”
Ondanks alle inspanningen en goede zorg, liep de reguliere zorg door de coronacrisis een grote achterstand op. Hoe is dat nu en hoe ziet de nabije toekomst eruit, denk je?
“Ik schat in dat dit nog wel even zo blijft, eerlijk gezegd. Wachtlijsten zijn langer geworden, operaties zijn uitgesteld. Daarbij zijn we nu gebonden aan nieuwe regels ten aanzien van het aantal mensen in een wachtkamer. Dat heeft ook consequenties. Ik heb geen berekeningen gezien van hoeveel menselijk leed dit kost. Maar ik zie dit wel als een probleem dat nog een hele tijd gaat duren.”