Prednison en het nefrotisch syndroom
24 Maart 2020
Onderzoeker Jitske Jansen kreeg onlangs een Kolffbeurs voor haar onderzoek naar de werking van het medicijn prednison bij het nefrotisch syndroom. Ze is werkzaam als postdoc aan het Radboudumc.
Bij patiënten met het nefrotisch syndroom werken de nierfilters niet meer goed. Normaal zuiveren deze het bloed. Ze laten water en afvalstoffen door, zodat die het lichaam met de urine verlaten. En ze houden bloed en eiwitten tegen, zodat die in het lichaam blijven. Patiënten met het nefrotisch syndroom verliezen te veel eiwitten met de urine.
De meeste patiënten met het nefrotisch syndroom krijgen prednison. Waarom dat bij veel patiënten werkt, is onbekend. Wel is bekend dat de meeste schade bij het nefrotisch syndroom in specifieke cellen in de nierfilters zit, namelijk in de podocyten. En prednison blijkt daar effect op te hebben. Jitske Jansen wil met haar onderzoek meer kennis verkrijgen over het effect van prednison op podocyten in de nierfilters.
Paardenmiddel
Binnen het Radboudumc zit een expertisecentrum zeldzame nierziekten waar ook het nefrotisch syndroom onder valt. Jansen: “Het is een van de pijlers hier in Nijmegen. Er is unieke kennis op dat gebied. Daarom past dit onderzoek goed bij het lopende onderzoek in het Radboudumc.”
Het idee voor de studie ontstond niet voor niets in de kliniek van het Radboudumc, waar patiënten vragen of het zonder of op z’n minst met minder prednison kan. “Prednison is een paardenmiddel. Het grijpt in op cellen in het hele lichaam en daarom zie je overal effect.” Prednison heeft als doel de afweer te onderdrukken en heeft daardoor nare bijwerkingen zoals hoge bloeddruk, botontkalking en kans op diabetes.
Deze studie leidt er niet direct toe dat mensen geen prednison meer nodig hebben. Eerst is er kennis nodig over de werking van prednison in de nierfilters. “Met de technieken die nu voorhanden zijn, is het mogelijk dit onderzoek te doen. Het is tijd dat we het nu aanpakken.”
In haar onderzoek zal Jansen prednison toedienen aan muizen. Daarna gaat ze na welke moleculen van de podocyten het meest zijn veranderd door de prednison en voor herstel lijken te zorgen. Vervolgens gebruikt ze nierweefsel van nieren die zijn verwijderd bij patiënten die kanker hadden. Daaruit gebruikt ze een gezond stukje nierweefsel. Ze selecteert de nierfilters met podocyten en behandelt die met een stof die schade aan de podocyten geeft. Daarna dient ze prednison toe en kijkt ze of dezelfde moleculen veranderd zijn als in de muizen.
Door tot het eind
Uiteindelijk wil ze aantonen welke moleculen aangestuurd worden door prednison en essentieel zijn voor het herstel van podocyten. Die kennis kan hopelijk in de toekomst bijdragen aan een nieuw medicijn voor het nefrotisch syndroom. Dat ligt niet binnen het bereik van deze studie die drie jaar duurt. Maar als ze de financiering rond krijgt, zal Jansen aan de slag gaan met een vervolgstudie. “Als we hebben ontrafeld welke moleculen essentieel zijn, kunnen we kijken hoe we die kunnen aanpakken. Hebben we daar al iets voor op het schap liggen of moeten we een nieuw medicijn ontwikkelen? Dat moeten we dan eerst in het lab testen en zo komen we elke keer een stapje verder. Als je eenmaal deze weg bent ingeslagen, wil je door tot het eind.”