Nierdonatie bij leven

Ongeveer 500 keer per jaar geeft iemand bij leven een nier aan een nierpatiënt. Dat is een groot besluit. Overweeg je om nierdonor te worden? Bespreek je voornemen met je huisarts, familie en vrienden. En informeer jezelf vooraf, zodat je de mogelijke gevolgen kent.

Voor een bekende of anoniem
Nierdonatie bij leven betekent dat je tijdens je leven een nier doneert aan een nierpatiënt. In de meeste gevallen kent de donor de ontvanger, omdat degene met nierfalen familie is of anderszins bekend.

Voordelen voor de nierpatiënt
Transplantatie met een nier van een levende donor heeft voordelen voor degene die de nier ontvangt.

  • De nierpatiënt hoeft niet, of minder lang, te dialyseren; dat scheelt heftige en schadelijke bijwerkingen.
  • De transplantatie is te plannen. De donor en de nierpatiënt kunnen zich voorbereiden en in optimale conditie de transplantatie ondergaan. Dit verhoogt de kans op succes.
  • Donornieren van een levende donor blijven langer werken: gemiddeld 20 jaar, tegen 10 jaar voor een nier van een overleden donor. Als de dialyse nog niet is gestart op het moment van transplantatie, gaat een nier van een levende donor gemiddeld zelfs 25 jaar mee.
  • Als meer mensen bij leven een nier doneren, draagt dat bij aan een kortere wachtlijst (voor een donornier van een overleden donor). Doordat de nier van een levende donor langer mee gaat,  hebben minder patiënten een tweede (of derde, vierde of zelfs vijfde!) transplantatie nodig.

Gevolgen nierdonor
Een gezond mens kan met één nier normaal leven. Die ene nier die je na nierdonatie overhoudt, gaat harder werken en compenseert zo voor de gedoneerde nier. Daarom is nierdonatie bij leven mogelijk. Ongeveer 10 procent van de nierdonoren krijgt complicaties rond de operatie, zoals een wondinfectie, longontsteking of trombose. Bij 3 op de 10.000 nierdonoren is zo'n complicatie zo ernstig, dat de donor eraan overlijdt. Verder komt aanhoudende pijn en langdurige vermoeidheid voor.

Lange termijn
Nierdonoren hebben geen hogere kans op nierfalen en overlijden, als je hen vergelijkt met de gehele bevolking (jong en oud; gezond en ziek). Als je nierdonoren vergelijkt met vergelijkbaar gezonde mensen, dan is er een heel klein extra risico op nierfalen en overlijden. Dat blijkt uit diverse onderzoeken naar de gevolgen op lange termijn. Verder onderzoek hiernaar is belangrijk.

Vóór de nierdonatie: uitgebreid onderzoek
Iedereen die nierdonor wil zijn, ondergaat uitgebreid onderzoek (screening). Dat is nodig om na te gaan of er een match is: of de bloedgroep en de weefselkenmerken passen bij die van de ontvanger. Maar ook om na te gaan of de donor de ingreep medisch en emotioneel aan kan. Ongeveer de helft van de potentiële donoren wordt afgekeurd.
In principe moeten de bloedgroep en de weefselkenmerken van de donornier en de ontvanger overeenkomen. Bij hoge uitzondering, en in specifieke gevallen, wordt soms met ongelijke bloedgroepen getransplanteerd.
Is er geen match, dan kan cross-over-donatie uitkomst bieden. Dan wordt gezocht naar een match met andere donor-ontvangerkoppels die onderling niet matchen. Indirect kan de nier van één donor er zo voor zorgen dat meerdere nierpatiënten een donornier krijgen. Dat heet ook wel een dominotransplantatie.

Meer over nierdonatie bij leven