Dipak Consortium

Het onderzoek van het DIPAK-consortium is opgesplitst in drie groepen: experimenteel onderzoek, een observationeel cohort onderzoek en een patiëntgebonden onderzoek met een nieuw medicijn.

Het experimenteel onderzoek richt zich op het vinden van factoren die de ernst van de ziekte mede bepalen en op het onderzoeken van nieuwe behandelingen en combinaties onderzoeken van bestaande behandeling. In het observationeel cohort onderzoek wordt natuurlijk beloop van de ziekte vervolgd. Er nemen 664 patienten deel aan deze studie. U kunt helaas niet meer deelnemen aan dit onderzoek. In de interventie studie is de effectiviteit van lanreotide onderzocht. De groei van zowel de niergrootte als de levergrootte werd geremd door lanreotide, maar helaas had dit geneesmiddel geen effect op nierfunctie-achteruitgang. Meer informatie over de verschillende studies kunt u hieronder vinden.

Experimenteel onderzoek

De genetische oorzaak van cystenieren is bekend, maar dit betekent nog niet dat het gehele ziektebeeld goed begrepen wordt. Er is veel variatie tussen mensen met cystenieren en de ernst van de ziekte, terwijl zij dezelfde aangeboren afwijking hebben. Op dit moment is de oorzaak niet volledig duidelijk.

Inzicht in factoren welke de ernst van ziekte mede bepalen zou van hulp kunnen zijn om nieuwe behandelingen te ontwikkelen en te optimaliseren. Verder experimenteel onderzoek is hiervoor noodzakelijk. Bij dit onderzoek worden modelsystemen gebruikt waardoor het mogelijk is in relatief korte tijd belangrijke vraagstellingen te onderzoeken. Voor het DIPAK Consortium gaat het om de volgende vraagstellingen:

  1. De behandeling van cystenieren staat nog in de kinderschoenen. Het is echter wel belangrijk om te weten wanneer er gestart moet worden met een gerichte behandeling. Cystenieren is een erfelijke afwijking en dit kan op jonge leeftijd al worden onderzocht, nog voordat er ziekte verschijnselen aanwezig zijn. Er zijn aanwijzingen dat sommige experimentele behandelingen effectiever zijn wanneer vroeg in het ziekteproces gegeven, dan wanneer zij later in het ziekteproces worden gestart. Moeten de nieuwe behandelingen daarom op jonge leeftijd worden gestart of kunnen we de behandeling uitstellen totdat er verschijnselen van de ziekte zichtbaar zijn? Modelsystemen kunnen op deze vragen een goed antwoord geven.
  2. In de huidige onderzoeken bij patiënten wordt slecht één medicijn gebruikt om het effect op nierfunctie te onderzoeken. Er zijn echter meerdere soorten medicijnen ter ontwikkeling. Het combineren van deze medicijnen behoort ook tot de mogelijkheden. Wellicht is het mogelijk relatief lage doseringen van deze medicijnen te gebruiken, waardoor zij samen nog wel effectief zijn, maar de bijwerkingen van ieder medicijn meevallen. Bijwerkingen zijn namelijk vaak specifiek zijn voor het medicijn en dosis afhankelijk.
  3. Het ontwikkelen van nieuwe medicijnen is erg ingewikkeld. De medicijnen die nu worden onderzocht grijpen op twee verschillende punten aan in het ontstaansmechanisme van cystenieren. Dit ontstaan van de cystes is nog niet volledig opgelost. Verder onderzoek naar dit ontstaansmechanisme levert wellicht nieuwe informatie op om nieuwe medicijnen te ontwikkelen die aangrijpen op andere punten in het proces van cystevorming 

Observationeel cohort

Naast de DIPAK1 studie, waarin het effect van een bepaald medicament getest wordt, doet het DIPAK consortium een ander groot onderzoek. Dit is een zogeheten observationeel onderzoek en is gericht op het normale ziektebeloop van ADPKD, factoren die van invloed zijn op de verergering van de ziekte en wat de invloed van de ziekte op de kwaliteit van leven is.

Verergering van de ziekte wordt onderzocht door de verandering in nierfunctie en niergrootte te meten. Er wordt bloed en urine verzameld om bepaalde stoffen te meten en te onderzoek welke stoffen nierfunctie achteruitgang kunnen voorspellen. Er worden vragenlijsten afgenomen over diverse onderwerpen, waaronder het algemeen en psychisch welbevinden. Ook wordt er een mri scan gemaakt om de grootte van de nieren en lever te meten. Er zijn inmiddels ruim 650 ADPKD patienten die een baseline bezoek hebben afgelegd, zij worden in de tijd vervolgd. U kunt helaas niet meer deelnemen aan dit onderzoek.

Interventie studie

In deze studie is de effectiviteit van het geneesmiddel lanreotide onderzocht op nierfunctie-achteruitgang bij ongeveer 300 patienten met cystenieren gedurende 33 maanden.  De groei van zowel de niergrootte als de levergrootte werd geremd door lanreotide, maar helaas had dit geneesmiddel geen effect op nierfunctie-achteruitgang.
Meer informatie hierover is te vinden op:

Behandeling pijn bij cystenieren

Systematische analyse en behandeling van invaliderende chronische pijn bij cystenierpatiënten
Cystenieren (ADPKD) is de meest voorkomende erfelijke nierziekte, waarbij een groot deel van de patiënten pijn ervaart. Pijn in ADPKD is onder te verdelen in acute en chronische pijn. Invaliderende acute pijn komt relatief zelden voor, maar invaliderende chronische pijn komt frequent voor met een prevalentie van 60%. Chronische pijn, dat wil zeggen pijn die gedurende langer dan 3 maanden aanwezig is, kant een grote invloed op het fysieke en sociale functioneren van ADPKD patiënten hebben en is soms lastig te behandelen.
Chronische pijn bij cystenierpatiënten kan verschillende oorzaken hebben. De pijn kan veroorzaakt worden door rek van het nierkapsel, maar ook door druk van de cystenieren op andere omliggende organen. Daarnaast kan de pijn ook niet gerelateerd zijn aan de cystenieren.
In het expertisecentrum cystenieren van het Universitair Medisch Centrum Groningen is er een protocol opgesteld om invaliderende, chronische pijn bij patienten met cystenieren systematisch te analyseren en indien mogelijk behandelen.

Door een Nefroloog en Pijnspecialist zullen de pijnklachten in kaart worden gebracht. Vervolgens zal beeldvorming van de nieren en de lever plaatsvinden om in samenwerking met een Radioloog een niet-ADPKD gerelateerde oorzaak uit te kunnen sluiten. Daarna zal door middel van een tijdelijke zenuwblokkade van een zenuwknoop (de zogenaamde plexus coeliacus) worden onderzocht of de pijn wordt veroorzaakt door rek van het nierkapsel, of door druk van de vergrootte nieren op omliggende organen. Wanneer deze blokkade tot een afname van pijn leidt, is de pijn waarschijnlijk veroorzaakt door druk op omliggende organen. Opmerkelijk is dat soms een tijdelijk blok al leidt tot langdurige vermindering van klachten. Mocht de pijn echter terugkeren, dan wordt een definitieve zenuwblokkade uitgevoerd om tot langdurige pijnvermindering te komen.

Deze nieuwe behandelopzet is in afgelopen periode al in meerdere cystenierpatiënten uitgevoerd met goed resultaat. Alle patiënten hadden na behandeling een duidelijke vermindering van hun pijnklachten en verbetering van kwaliteit van leven. We hopen dat deze multidisciplinaire systematische benadering leidt tot een effectievere behandeling van chronische pijn in ADPKD.

Wilt u weten of u mogelijk ook in aanmerking komt voor deze nieuwe behandelopzet of wilt u meer informatie, dan kunt u mailen of bellen met prof. dr. R.T. Gansevoort, Internist-Nefroloog UMC Groningen r.t.gansevoort@umcg.nl.