De dag dat ik eropuit ga
Zondag 10.06 uur
Monter zit ik in de trein. Vandaag ga ik naar een vriendin toe. Door de coronapandemie heb ik haar lang niet gezien. Eenmaal bij haar aangekomen, is de sfeer meteen als vanouds. Nog voordat de koffie en thee op tafel staan, zijn we al druk in gesprek. We hebben zoveel bij te praten!
14.47 uur
Na een paar uur gezellig kletsen, begin ik te gapen en merk ik dat de informatie niet meer echt binnenkomt. Tijd om af te sluiten helaas. In de trein terug naar huis probeer ik me af te sluiten voor de geluiden en bewegingen om me heen. In gedachten geniet ik na.
In de jaren voor ik een niertransplantatie onderging, werd ik steeds vermoeider. Ik kon zo het klokje rond slapen en nog steeds moe wakker worden. Gelukkig is dat over sinds ik in 2009 een donornier van mijn vader kreeg. Die nier doet het vandaag de dag nog steeds geweldig. Alleen heb ik nooit meer al mijn energie teruggekregen.
Op zich word ik ‘s ochtends wel uitgerust wakker, maar raakt mijn energie na een paar uur gewoon op. Ook als ik niets doe. En dan voel ik me niet gewoon moe, maar uitgeput moe. Ik moet dus goed plannen en mijn energie doseren om alles uit het leven te kunnen halen. Lees hier mijn beschrijving van een week uit mijn leven, een week van een chronisch vermoeid, maar vrolijk mens.
Maar wat als de energiegrens bereikt is en ik niet tijdig weer thuis ben, zoals laatst in december, met de feestdagen? Dan lukt het me niet gezellig te blijven. Familie merkt dat meestal eerder op dan ikzelf. Ik word dan prikkelbaar. Taken als koken en afwassen worden mij uit handen genomen en ik word naar de bank verwezen. Daar kan ik mij even afzonderen en weer opladen, zodat ik de rest van de avond weer mijn vrolijke zelf kan zijn. Anders barst ik door de moeheid zelfs in tranen uit. Daar wordt niemand blijer van.

