Veel mensen met een chronische aandoening zijn vaak ongewoon moe. Dit heeft nogal eens forse beperkingen in het dagelijks leven tot gevolg. En toch is het aanpakken van vermoeidheid meestal geen onderdeel van de behandeling. ‘Terwijl daarmee toch echt winst kan worden behaald. Ook voor nierpatiënten’, zegt klinisch psycholoog Hans Knoop, hoofd van het Nederlands Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid (NKCV).
‘Veel dokters weten niet goed wat ze kunnen doen om hevige vermoeidheid tegen te gaan’, vertelt Hans Knoop. ‘Het is een non-specifiek probleem dat bij veel ziektes voorkomt en verschillende oorzaken kan hebben. Het is vaak erg lastig om uit te zoeken waar de moeheid precies vandaan komt. Bovendien is er geen makkelijke oplossing voorhanden.
Er bestaat nu eenmaal niet simpelweg een pil om tegen te gaan dat je vaak ongewoon moe bent. Bovendien hebben de meeste patiënten de indruk dat het geen zin heeft met hun behandelend arts te praten over de invloed van vermoeidheid op hun dagelijks leven. Jammer, want het is juist belangrijk met elkaar in gesprek te blijven en naar oplossingen te zoeken. Energiegebrek kan immers ingrijpende gevolgen hebben voor bijvoorbeeld studie, werk, hobby’s, relatie en je gezinsleven.’
Wat houd je moe?
‘Voordat mensen starten met een behandeling binnen ons centrum willen we er zeker van zijn dat de behandelend arts goed gekeken heeft of er eventuele fysieke problemen zijn die ten grondslag liggen aan hun gebrek aan energie. Nadat een arts op zijn terrein alles heeft gedaan, komen wij pas in beeld. Wij brengen in kaart welke factoren iemands vermoeidheid in stand houden. Daarbij is de ernst van de onderliggende aandoening(en) niet alles bepalend.
In het begin bepaalt je ziekte heel sterk de klachten die je hebt. Maar als die ziekte langer aanhoudt, gaan andere factoren meespelen. Denk daarbij aan hoe goed je lichamelijke conditie is, hoe je zelf aankijkt tegen je ziekte en je vermoeidheid, hoe actief je bent, hoe je activiteiten verdeelt over de dag of week en wat van je gevraagd wordt op je werk.
Ook de interactie met de omgeving is van belang. Is er begrip of juist niet? Sporen anderen je vooral aan om het rustig aan te doen (goed bedoeld, maar niet altijd bevorderlijk) of vragen ze juist te veel van je? De kans op ernstige en chronische vermoeidheid neemt toe als je meer chronische aandoeningen tegelijk hebt.
Als je twee ziektes hebt, dan neemt de kans op chronische vermoeidheid maar liefst ruim tweeënhalf keer toe. Eventuele andere psychische klachten, bijvoorbeeld sombere gevoelens, kunnen ook een relatie hebben tot vermoeidheid. Aan de ene kant is het ingewikkeld dat zoveel factoren de vermoeidheid in stand kunnen houden. Aan de andere kant is het voordeel dat je diverse punten hebt om op aan te haken tijdens de behandeling.’
De kunst van evenwicht
‘Mensen die ernstig moe zijn, willen minder moe worden, maar vooral ook meer kunnen. Onze patiënten werken tijdens de behandeling aan heel concrete doelen. Als iemand bijvoorbeeld aangeeft zelf de kinderen naar school te willen brengen, kan dat een doel zijn van onze therapie.
De behandeling bestaat uit cognitieve gedragstherapie. Deze richt zich op hoe je met de vermoeidheid omgaat in je doen en in je denken. Als je beter omgaat met je energie heb je minder last van je vermoeidheid. De kunst is een evenwicht te vinden.’