Ik herinner het me nog als de dag van gister. Het moment dat er aan mij werd verteld wat ik had. Dat ik eigenlijk gewoon doodziek was. Dat het een wonder was dat ik nog normaal op mijn benen stond, laat staan dat ik nog voetbalde en werkte. De arts vertelde het op een heel ernstige manier. En ik? Ik wist eerlijk gezegd helemaal niet wat het was, wat het voor mij zou betekenen. Wat mij allemaal voor heftigs te wachten stond…
Buiten mijn werk in de gehandicaptenzorg om werkte ik nog wel eens in de tuin. Ik had maar een 16-uurs contract bij ’s Heeren loo, locatie het Westerhonk (de instelling waar ik werk) en de ene week werkte ik veel meer dan de andere week. Al vanaf mijn 13e werkte ik in de paprika’s om geld te verdienen. Sinds ik op het Westerhonk werk kwam ik zowat nooit meer in de tuin. Maar omdat ik die week zo weinig werk had besloot ik om nog een ochtendje in de tuin te maken.
Donderdag 10 november 2016
‘’Mijn moeder zou me kunnen bellen straks’’, zeg ik tegen mijn baas. Die knikt dat hij het goed vind als ik de telefoon dus even op moet nemen. Gister had de dokter gebeld dat er iets niet helemaal goed was met de uitslagen dus dat we nog wat zouden horen. Mama zou als het goed is ‘s morgens gebeld worden en dan zou zij mij weer even bellen.
We hadden relax werk vandaag, ik werk samen met nog wat scholieren waar ik het goed mee kan vinden dus het is een gezellig ochtendje. We moeten stickers plakken, dus dat is werk waarbij je ondertussen het werk nog eens goed bij kan kletsen. Al denkt de baas daar meest wel anders over helaas. Ineens word ik gebeld, het is 11:00, ‘moeders’ , staat er op het scherm van mijn mobiel. Ik neem vlug de telefoon op en loop even wat verder de groep uit. ‘’Je moet nú naar huis komen, wat spullen bij elkaar pakken en we moeten direct naar het ziekenhuis’’, zegt ze geschokt. ‘’Huh? Wat dan?’’ vraag ik. ‘’Geen idee verder nog’’, zegt mijn moeder. ‘’Maar de dokter zei dat er iets echt niet goed is en dat je misschien opgenomen moet worden, dus je moet nú komen’’. Ik loop naar mijn baas toe en zeg dat ik per direct weg moet naar het ziekenhuis. Bezorgd kijkt hij me aan, ‘’ wat is er aan de hand?’’ vraagt hij. ‘’Geen idee nog! Het zal allemaal wel weer meevallen uiteindelijk’’. Zeg ik half lacherig, half zenuwachtig. Ik meld me af op het kastje en spring op mijn fietst.
Eenmaal op de fiets dringen de woorden van mijn moeder binnen, daar schrik ik ineens zo van dat ik begin te huilen, er rollen een paar tranen over mijn wangen. Mama mag dit echt niet zien, denk ik dan. Vlak voor ik thuis ben stop ik even en haal mijn tranen weg, haal diep adem en fiets door. Maar als ik de deur open doen en mama zie met haar bezorgde gezicht heb ik moeite met mijn tranen in te houden. Toch lukt dit, voor even. Ik ren naar boven en zeg dat ik snel even ga douchen. Dat is de beste plek om te huilen als je het mij vraagt. Onder een warme douche, even alles laten gaan en er daarna weer fris en fruitig uitstappen. Onder de douche blijven de tranen komen, maar ik heb geen idee waarom. Ik weet niet eens wat er aan de hand is!? Waarschijnlijk zijn ze van de schrik. Ik spreek mezelf streng toe in de spiegel dat ik even normaal moet doen, ik hijs mezelf in mijn trainingspak, ik pak een weekendtas en gooi er wat makkelijke kleding in. Nog geen uur later na het telefoontje zitten mijn moeder en ik in de auto. Op weg naar het ziekenhuis, naar de spoed eisende hulp..
Op de SEH word ik ontvangen en krijg een kamertje toegewezen. Daar wordt ons verteld wat mij allemaal te wachten staat. Ze willen allerlei onderzoeken gaan uitvoeren en als er geen onderzoek is dan moeten we wachten. En dat gebeurt ook, wachten.. veel wachten. Dan komt er even iemand binnen, die sluit hier en daar wat aan op mijn lichaam en maakt een hartfilmpje. Dat was allemaal goed. Mijn bloeddruk en suiker wordt gemeten. Weer zo een hoge bloeddruk geeft het apparaat aan. Af en toe worden er wat vragen gesteld. Ik denk alleen maar; wanneer kan ik weer weg van deze onzin en naar huis. Vervolgens willen ze later ook nog een echo maken van mijn buik. Er komt een man en jonge zuster binnen met een rolstoel. ‘’Mevrouw visser?’’ vraagt de zuster. ‘’Ja dat klopt’’ zeg ik. ‘’ We gaan even een echo laten maken van uw buik, daarvoor moeten we even deze kamer uit zal ik u even helpen met opstaan?’’ Ze loopt met de rolstoel naar me toe. Ik en mijn moeder moeten hard lachen. ‘’Een rolstoel??’’ zeg ik. ‘’Ik kan zelf wel lopen hoor!’’ ‘’Huh?, maar met jouw waardes?... Nou ja het zal wel..’’ zegt de zuster en kijkt me aan alsof ik een buitenaards wezen ben die ze nog nooit gezien heeft. Ze zegt dat ik met de man mag meelopen, want die is van het transport en voegt er aan toe dat ze in het dossier zal zetten dat ik niet rolstoel gebonden ben. Ondertussen loop ik mee met de man van het transport. Kunnen ze daar in het ziekenhuis geen ander woord voor bedenken? Transport.. het klinkt zo onmenselijk.
Aangekomen bij de echo mag ik mijn shirt uittrekken en op de stoel gaan liggen. Ik doe wat mij gevraagd wordt. Een man en vrouw stellen zich voor, de vrouw zegt dat het even koud aanvoelt en doet daarna de gel op mijn buik, de man die voert de echo uit. De man kijk ernstig en strak voor zich uit. De sfeer is wat kil in de ruimte dus probeer ik het ijs te breken met een grapje. ‘’Als ik nooit kinderen wil dan heb ik de echo in ieder geval wel vast een keer in mijn leven meegemaakt, haha!’’ en dat ik meteen maar wist dat ik niet zwanger zou zijn. Ik moet er zelf om lachen, maar de man die blijft strak voor zich uitkijken en heeft blijkbaar geen gevoel voor humor. Gelukkig sta ik binnen 10 minuten weer buiten. Stom dat ik het vind mag ik mag de 10 meter die het is niet alleen naar mijn kamertje lopen, nee ik moet even wachten tot de man van het transport me komt ophalen en me kan vervoeren.
Eenmaal terug in mijn kamertje is het wachten, wachten en nog eens wachten. Ik vertel mijn moeder over het grapje die ik maakte maar dat de man er niet eens om kon lachen. Eindelijk komt de arts dan aan. Zijn gezicht staat gespannen en serieus. ‘’Ik heb de uitslagen..’’ zegt hij ernstig.