Jort kwam achter zijn ouders aan de spreekkamer binnen. Hij was net 18 jaar geworden, en kwam nu voor het eerst op de volwassenenpoli. Verlegen keek hij me aan. Hij was niet gewend dat hij het woord ‘moest’ voeren. Toen ik na een introductie over de volwassenenpoli vroeg: Hoe gaat het met je?, antwoordde hij alleen ‘goed’.
Daarna vertelden eerst zijn moeder en later zijn vader wat ze belangrijk vonden en waar ze aandacht voor wilden hebben. Zo kwam ik via zijn ouders veel te weten over Jort. Ze vertelden bijvoorbeeld dat hij erg van voetbal houdt, maar daar nu geen energie voor heeft, omdat hij de laatste tijd diarree heeft. Hij is een paar kilo afgevallen. En school gaat ook niet goed, want hij durft vanwege de diarree niet meer naar school te gaan. Tussendoor knikt Jort zwijgend.
Samen besluiten we wat extra bloedonderzoek en onderzoek van de ontlasting te doen, en eventueel later te kijken of de klachten van bepaalde medicijnen kunnen komen. Na het gesprek met mij heeft het gezin nog een afspraak bij een maatschap-pelijk werker.