Minder bijwerkingen
Als je ouderen veilig minder afweeronderdrukkende middelen kunt geven, heeft dat veel voordelen. Amy: ‘Het verlaagt de kans op ernstige infecties. Ook hoop je op minder bijwerkingen van de afweeronderdrukkende medicijnen zelf, zoals maag-darmklachten, hoge bloeddruk, suikerziekte of botontkalking. En misschien maakt het de kans op huidkanker – een bekend probleem bij het langdurig onderdrukken van het afweersysteem – ietsje kleiner. Je bent altijd op zoek naar de beste balans tussen het risico op afstoting en het niveau van bijwerkingen.
Nu geven we nog iedereen, jong of oud, het eerste jaar na transplantatie ongeveer evenveel afweeronderdrukkende middelen. Er wordt niet structureel rekening gehouden met leeftijd. Om dat te veranderen, hebben we een test nodig die meet of een individuele patiënt veilig kan minderen met de afweeronderdrukkende medicijnen. Die test willen wij als Gandalf-onderzoekers ontwikkelen, op de lange termijn. Maar daarvoor moeten we eerst begrijpen hoe het afweersysteem precies reageert na transplantatie.’
Gevaarlijke rakkers
‘We weten dat bepaalde afweercellen, de T-cellen, de donornier meteen na transplantatie herkennen als ‘vreemd weefsel’. Het zijn gevaarlijke rakkers, die T-cellen. Ze vermenigvuldigen zichzelf razendsnel, vallen het donorweefsel aan en alarmeren ook andere afweercellen. Daarom moet je afweeronderdrukkende medicijnen gebruiken, anders gaat de nier onherroepelijk kapot.’
Afweersysteem wordt ongevoelig
‘We weten ook dat de heftige reactie van T-cellen na verloop van tijd ‘vervaagt’. Het afweersysteem wordt dag in, dag uit geprikkeld door de donornier. Het is net of het afweersysteem op een gegeven moment begrijpt dat de vijand - de donornier - onverslaanbaar is.
Wat de T-cellen ook proberen, het lukt ze niet om de donornier op te ruimen. Het heeft geen zin om verder te vechten. En dus worden de T-cellen na verloop van tijd ongevoelig voor de donornier. Al na een half jaar neemt de kans op acute afstoting flink af en na drie jaar zie je nog maar zelden acute afstoting. Ik onderzocht hoe die ongevoeligheid ontstaat en of dat sneller ontstaat bij ouderen.’
De ‘bad guys’ verdwijnen
Amy onderzocht eerst patiënten met een gezonde donornier. ‘We namen bloed bij ze af vóór de niertransplantatie en in de vijf jaren na de transplantatie. Wij ontwikkelden een manier om uit dat bloed alleen de T-cellen te isoleren die kunnen reageren op donorweefsel. Dat gaat om maar 1% van alle T-cellen. En daaruit haalden wij dan weer de allergevaarlijkste cellen, de ‘bad guys’ die waarschijnlijk verantwoordelijk zijn voor de afstoting.
Deze donor-reactieve memory T-cellen (voor het gemak noemen we ze in dit artikel antidonor-T-cellen) blijken heel actieve T-cellen te zijn met een goed ‘geheugen’. Ze onthouden hoe donorweefsel eruitziet, kunnen jaren in je bloed blijven en op elk moment in actie komen. Daarna keken we hoe deze cellen veranderen na de niertransplantatie.
We ontdekten dat de antidonor-T-cellen niet zozeer minder actief worden in de jaren na transplantatie, maar dat ze simpelweg verdwijnen uit je lichaam. Een half jaar na transplantatie vind je al minder antidonor-T-cellen dan vlak na de transplantatie. En na een jaar vind je ze bijna niet meer terug, dit geldt zowel bij ouderen als bij jongeren.
Dat klopt mooi met de kans op afstoting: die neemt immers ook af in het jaar na transplantatie. We ontdekten zelfs hoe de antidonor-T-cellen verdwijnen: waarschijnlijk maken ze zichzelf dood. Zo zorgt het afweersysteem dat het niet overprikkeld raakt met T-cellen die geen nut meer hebben.’
Meetmethode
Door T-cellen te meten, kunnen de onderzoekers zelfs vóór de transplantatie al iets zeggen over de kans op acute afstoting. Amy: ‘In een groep patiënten die al voor de transplantatie opvallend veel antidonor-T-cellen had, kwam acute afstoting vaker dan gemiddeld voor.
Het is nog te vroeg om deze methode ook te gebruiken om het risico op afstoting in te schatten bij individuele patiënten. Voorlopig is onze manier om de ‘bad guys’ uit het bloed te isoleren vooral krachtig gereedschap voor meer onderzoek naar het mechanisme achter afstoting.’
Voorspellen van acute afstoting?
‘Zo vonden we één opvallend verschil tussen ouderen en jongeren. De antidonor-T-cellen van ouderen zijn al voor de niertransplantatie minder actief. Het lukt ze niet meer goed om te reageren en zich te vermenigvuldigen. Een collega wetenschapper zal in een vervolgonderzoek uitzoeken wat dat betekent. En wat het mechanisme is achter het ontstaan van deze minder actieve T-cellen. Zo hopen we uiteindelijk een ‘biomarker’ te vinden, iets wat je kunt meten om het risico op afstoting betrouwbaar te bepalen.
In de verre toekomst zou je dan bij alle patiënten, jong of oud, vóór de transplantatie kunnen meten hoeveel antidonor-T-cellen iemand heeft en hoe actief die zijn. Die meting herhaal je vervolgens regelmatig in de jaren daarna.
Stel, je ziet dan dat een patiënt al vóór de transplantatie weinig antidonor-T-cellen heeft die zich ook nog eens slecht kunnen vermenigvuldigen. En dat het aantal antidonor-T-cellen na de transplantatie alleen maar afneemt. Dan zou je kunnen overwegen snel te minderen met de afweeronderdrukkende middelen.
Vooral in het eerste jaar na transplantatie is veel winst te halen. Je krijgt dan relatief veel afweeronderdrukkende middelen. Als je al in dat eerste jaar kunt minderen met de medicijnen, zou dat het leven van een patiënt een stuk makkelijker maken maar uiteraard moet dat met de nodige voorzichtigheid verder onderzocht worden'.
Tekst: Berber Rouwé
Beeld: Nierstichting en Istockphoto.com