Pas zag ik meneer Alves op de poli. Hij komt oorspronkelijk uit Suriname, is 43 jaar, heeft overgewicht en een te hoge bloeddruk. Hij en zijn echtgenote komen altijd trouw op de poli. Ze vertellen dan graag verhalen over wat ze allemaal meemaken in hun dagelijks leven. Ook weekendjes weg en vakanties beschrijven ze enthousiast. Fijn dat ze zo kunnen genieten.
De bloeddruk blijft helaas nog steeds te hoog en meneer plast erg veel zout uit. Hoe dat komt, kan hij niet verklaren. Hij voegt nergens zout aan toe, eet geen brood en zijn vrouw kookt altijd met verse kruiden. Denkend aan de tijd waarin ik zelf in Suriname woonde en werkte, vraag ik hoeveel bouillonblokjes mevrouw met koken gebruikt.
Aha, haar antwoord maakt veel duidelijk: ‘Zeker meer dan één per maaltijd.’ Het advies om daarvan af te stappen, vinden zowel mevrouw als meneer wat lastig. Want: hoe kan het eten dan nog smaken? Het lijkt me goed meteen maar een afspraak bij een diëtist met hen in te plannen.
Andere cultuurverschillen bemerk ik bij meneer Belova, afkomstig uit een land in Centraal-Azië. Hij verbaasde zich erover dat hij een week na zijn niertransplantatie alweer naar huis mocht.
‘In mijn land liggen de patiënten minimaal zes weken in het ziekenhuis, dokter.’ Het gaat nog steeds goed met meneer. Hij wil alleen liever geen vrouwelijke dokter, en dus verwees ik hem naar een collega. Gelukkig hebben we zowel mannen als vrouwen in ons team.