Hoe doen anderen dit, vroeg zij zich af? Dus nodigde Bianka 3 andere mensen met nierschade uit hun tips en ervaringen te delen. Om tafel zitten:
• Becky Poldermans (29) kreeg 10 jaar geleden een nier van haar broer. Zij is na haar hbo-opleiding Toegepaste Psychologie op zoek naar een betaalde baan en doet vrijwilligerswerk voor de NVN.
• Robert-Jon Eckhardt (35) begon 4½ jaar terug met hemodialyse, hij dialyseert 3 keer per week in het ziekenhuis. Hij is muzikant en heeft niet genoeg energie om te kunnenwerken.
• Tim Hartman (33) kreeg 7 jaar geleden een nier van zijn vader. Hij werkt 40 uur per week als engineer in de ICT.
• Nier Magazine-redacteur Bianka Holtermann (30).
Het is een doordeweekse dag. De wekker gaat. Wat doe je daarna zoal? En wanneer is je grens bereikt of zelfs overschreden?
Robert-Jon: ‘Op de bank zitten, tv kijken, muziek maken en lekker koken. Eens per week ga ik naar bachata, een dansstijl die verwant is aan salsa dansen. Aanvoelen waar de grens van je energie ligt, is een leerproces. Ik heb bijvoorbeeld gemerkt dat uitgaan mij vaak veel energie kost, terwijl het mij soms ook juist energie oplevert.’
Tim: ‘Ik werk 8 uur per dag. Daarna ben ik moe in mijn hoofd, maar mijn lichaam is dat nog niet. Dus ga ik 1 tot 1½ uur lekker sporten, zodat ik mijn overtollige energie kan verbranden en nieuwe energie opdoe voor de dag van morgen. Daarna ga ik koken en nog tv-kijken of op de computer. Rond 10 uur ‘s avonds lig ik in bed.’
Becky: ‘Toen ik net klaar was met mijn studie en op zoek ging naar passend werk, had ik een ongestructureerd leven. Ik sliep veel, soms wel tot 12 uur ‘s middags. Nu sta ik mezelf dit alleen af en toe nog toe, als het nodig is, maar over het algemeen ben ik beter geworden in het structureren van mijn dagen. Ik ga nu op tijd naar bed en zet ’s ochtends een wekker, zodat ik niet meer zo lang in bed blijf liggen. Daarnaast werk ik een paar halve dagen per maand op het kantoor van de NVN in Bussum.’
Kom je ook nog aan jezelf, het huishouden of
een sociaal leven toe?
Tim: ‘Ik spreek graag met mijn vrienden af, ook als ik moe ben. Wel ga ik dan soms eerder naar huis en op de bank hangen. Het huishouden breng ik dan nog wel op.’
Robert-Jon: ‘Ik heb de nodige schoonmaakhulp. En als ik een slechte week heb, kom ik zelfs niet aan een sociaal leven toe.’
Becky: ‘Tijdens mijn studie bleek 36 uur stagelopen per week wel heel intensief voor me. Nu ik klaar ben met de opleiding heb ik tijd voor leuke dingen en zie ik mijn vrienden. Ik probeer ook iedere dag naar buiten te gaan.’
In hoeverre houd je rekening met je (gebrek aan) energie? Ben jij een poortwachter met het motto: tot hier en niet verder? Of rammel je aan de tralies en wil je je grenzen zoveel mogelijk verkennen?
Robert-Jon: ‘Met de woordkeuze ben ik het niet eens. Ik zie grenzen niet als een beperking ofwel een gevangenis, ze leveren leerzame informatie op waarmee je juist sterker, slimmer en effectiever kunt worden. Iedereen is vrij in de manier waarop hij of zij met grenzen omgaat. Mijn advies is daarbij: wees niet te hard voor jezelf.’
Becky: ‘Ik heb het liever over mogelijkheden dan over grenzen.’
Tim: ‘Soms moet je grenzen verleggen, creatief omgaan met barrières en iets bij jezelf overwinnen om verder te komen en een doel te kunnen bereiken. Niet denken in termen van onmogelijkheden en bergen, maar in termen van mogelijkheden en een schep.
Robert-Jon: ‘Daar moet je dan wel de energie voor hebben. Als die op is, is het niet haalbaar om maar door te gaan. Dan zit er niets anders op dan rust te nemen.
Heb je je gezondheidsproblemen geaccepteerd? Of blijft het een strijd?
Robert-Jon: ‘Door ziekte kun je jezelf goed leren kennen, je komt jezelf behoorlijk tegen, dat levert misschien wel meer zelfinzicht op dan bij gezonde mensen. Aan de andere kant blijven er altijd dingen die lastig te accepteren zijn en pijn doen. Carrière maken en reizen: dat zit er voor mij bijvoorbeeld gewoon niet in. Toch verlang ik niet terug naar vroeger, toen ik nog niet ziek was. Want ik heb wel het gevoel dat ik als persoon gegroeid ben.’
Becky: ‘In mijn studietijd lukte het goed mijn grenzen aan te geven. Ik ging eens per week uit. Als ik me niet goed voelde, ging ik niet mee. Nee is nee. Ik heb met mijn huisgenoten gedeeld dat ik in het ziekenhuis zou belanden als ik me daar niet aan hield. De acceptatie moet uit jezelf komen, maar steun vanuit je omgeving helpt dan daarbij. Nu mijn studie klaar is, moet ik opnieuw mijn weg vinden en kom ik in situaties waarin ik omgaan met mijn ziek-zijn lastiger vind.’



