Mees is geboren met een zogeheten mononier. Wat ging daaraan vooraf?
‘Voordat Mees werd geboren, moesten we drie zwangerschappen vroegtijdig afbreken, omdat die kindjes geen nieren bleken te hebben. Bij de eerste zwangerschap werd dit ontdekt bij de 20-weken-echo. De echoscopist zag heel weinig vruchtwater in mijn buik. Dat kan betekenen dat het kindje drinkt, terwijl het géén vocht uit plast. Dit duidt er meestal op dat er iets met de nieren
aan de hand is.
Dat was het moment dat alle alarmbellen af gingen en wij dachten ‘hier is iets helemaal fout’ en dat bleek ook zo te zijn. We werden doorgestuurd naar het ziekenhuis. Bij deze eerste zwangerschap zeiden de artsen dat het waarschijnlijk om een foutje van de natuur ging. We kregen het advies om het gewoon nog een keer te proberen. Maar toen bleek dat er bij de tweede en derde zwangerschap opnieuw geen nieren bij het ongeboren kindje aanwezig waren, beseften we dat dit geen toeval kon zijn.
Onverwacht werd ik voor de vierde keer zwanger. De gynaecoloog vertelde ons dat elk kind een nieuwe kans verdient. En dus probeerden we positief te blijven. Na elf weken zagen we via de echo dat ons kindje een gevulde blaas had. Dat betekent dat er tenminste één werkende nier is. Want zonder nier geen blaasvulling.
We waren uitzinnig van geluk. Want eerder hadden we uitgezocht dat leven met één nier geen problemen hoeft op te leveren. En dat bleek al snel, want Mees groeide fantastisch in mijn buik, kwam er helemaal gezond uit en tot op de dag van vandaag is er helemaal niks met hem aan de hand. Het gaat super. Ons wondertje.’





