Terug naar het overzicht

Depression related factors in dialysis patients with Various Ethnicities and Races Study (DIVERS)

Projectcode SB174 Projectleider prof. dr. Adriaan Honig Projecttype Ontwikkel/Implementatie/Evaluatie Project Organisatie St. Lucas Andreas Ziekenhuis Toegekend bedrag € 516.500,00 Startdatum 1-03-2012 Looptijd 57 maanden Status Afgerond

Doel

Bepalen van de relatie tussen psychosociale, biochemische en genetische factoren en de aanwezigheid van depressieve symptomen bij Nederlandse dialysepatiënten. Daarnaast inzicht krijgen in de relatie tussen de aanwezigheid van depressieve symptomen en verschillende uitkomstmaten in Nederlandse dialysepatiënten met verschillende etniciteit. Uiteindelijk betere herkenning van depressieve symptomen bij dialysepatiënten en een effectieve behandeling.

Samenvatting

Dialyse is een intensieve behandeling waarbij patiënten veel klachten en bijkomende aandoeningen hebben. In Nederland geeft tussen de 23% en 42% van de dialysepatiënten aan last te hebben van depressieve klachten. Depressieve symptomen zijn echter moeilijk te diagnosticeren bij dialysepatiënten vanwege de overlap tussen depressieve verschijnselen en klachten die passen bij de nierziekte en behandeling zelf. Daardoor blijven depressieve klachten vaak onbehandeld. De DIVERS studie (Depression and outcomes In dialysis patients with Various Ethnicities and Races Study) betreft een samenwerking tussen drie academische en vier perifere centra en doet onderzoek naar de oorzaken van depressieve symptomen. Blootstelling aan stressoren zoals medische ingrepen en het omgaan met dieetbeperkingen kan van invloed zijn op het psychosociaal functioneren en daardoor depressieve symptomen veroorzaken. Daarnaast is aangetoond dat een tekort aan tryptofaan gepaard gaat met depressieve symptomen in de algemene bevolking. In dialysepatiënten is dit mechanisme nog onvoldoende onderzocht. Tenslotte kan een genetische verandering in het serotonine transporter gen een belangrijke rol spelen in het ontstaan van depressie na stressvolle gebeurtenissen. Het mogelijke verband tussen genetische veranderingen en bijvoorbeeld dialysebehandeling is nog onduidelijk. Een ander aandachtspunt van de DIVERS studie is etniciteit. Er zijn aanwijzingen dat allochtone dialysepatiënten vaker depressieve symptomen hebben dan autochtone dialysepatiënten. Daarentegen heeft eerder onderzoek aangetoond dat autochtone dialysepatiënten een hoger risico hebben op overlijden vergeleken met allochtone patiënten. Het is onbekend of het effect van depressie op verschillende uitkomstmaten anders is bij verschillende etnische groepen. Mogelijk hangen de verschillen samen met de bovengenoemde psychosociale, biochemische (voeding en gevoeligheid voor ontstekingsreacties) en genetische factoren. Het is daarom belangrijk om deze factoren bij autochtonen en allochtonen verder uit te zoeken. Vraagstelling: 1. Wat is de relatie tussen psychosociale, biochemische en genetische factoren en de aanwezigheid van depressieve symptomen in Nederlandse dialysepatiënten? 2. Op welke manier hangt de relatie tussen de aanwezigheid van depressieve symptomen en verschillende uitkomstmaten samen met de etniciteit van Nederlandse dialysepatiënten? 3. Wat is de relatie tussen ontstekingsbevorderende cytokines (eiwitten die een rol spelen in de afweer) en depressieve symptomen in autochtone en allochtone dialysepatiënten? 4. Wat is de associatie tussen de tryptofaanspiegel en de activiteit van het enzym indoleamine 2,3-dioxygenase (kan bijdragen aan de afbraak van tryptofaan) en depressieve symptomen in autochtone en allochtone dialysepatiënten? 5. Op welke manier kunnen genetische veranderingen bijdragen aan het ontstaan van depressieve symptomen in autochtone en allochtone dialysepatiënten?

Conclusies

Binnen het DIVERS cohort bleek de aanwezigheid van depressieve symptomen een verhoogd risico te geven op ziekenhuisopname en overlijden. Depressieve symptomen kwamen vaker voor bij allochtone dialysepatiënten dan bij autochtone patiënten. Het effect van depressieve symptomen op overlijden was daarentegen groter bij autochtonen dan bij allochtonen. Allochtone Nederlanders hadden, ondanks dat zij meer depressieve symptomen vertoonden, ook een langere levensverwachting dan autochtone Nederlanders. De verschillen in depressieve symptomen tussen autochtone en allochtone dialysepatiënten waren niet te verklaren door patiëntkarakteristieken, maar wel deels door acculturatie en negatieve religieuze coping. Acculturatie (de mate van aanpassing van allochtone patiënten aan een nieuwe cultuur) toonde aan dat het hebben van minder vaardigheden om te kunnen functioneren in Nederland en gevoelens van heimwee naar het land van herkomst zijn geassocieerd met meer depressieve symptomen. Hetzelfde gold voor negatieve religieuze coping. De veronderstelling is dat acculturatie en negatieve religieuze coping voor bepaalde allochtone dialysepatiënten stressoren zijn die het psychosociaal functioneren kunnen beïnvloeden. Daarnaast is binnen de DIVERS studie onderzocht wat de invloed van verhoogde ontstekingswaarden in het bloed is. Twee ontstekingswaarden bleken geassocieerd te zijn met het hebben van depressieve symptomen. Deze associatie met depressieve symptomen was niet te verklaren door de afbraak van tryptofaan. Vanwege de overlap tussen lichamelijke en psychische klachten is het herkennen van depressieve symptomen bij dialysepatiënten een belangrijk aandachtspunt. Vervolgstudies zijn nodig om de effectiviteit van depressiebehandelingen bij dialysepatiënten verder te onderzoeken.

Trefwoorden

Soort: Onderzoek met mensen; fundamenteel, klinischOnderwerp: Depressie, dialyse, etniciteit, mortaliteit